les 6 termen en begrippen

Les 6 Keukentaal
1 / 13
next
Slide 1: Slide
VoedingMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Les 6 Keukentaal

Slide 1 - Slide

Planning
  • s.o. keukenmaterialen
  • theorie termen en begrippen
  • de keuken in deel 1
  • opdracht keukentaal
  • de keuken in deel 2
  • huiswerkopdrachten maken

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
Aan het einde van deze les:

  • weet je de betekenis van handelingen in de keuken en kan je deze benoemen
  • ken je de betekenis van de termen en begrippen die in de keuken of in een recept gebruikt worden


Slide 3 - Slide

Termen en begrippen

In een recept wordt altijd gewerkt met begrippen en termen. Dit noemen we vaktaal. In veel recepten kom je deze vaktaal tegen. Ook in de recepten die wij op school gebruiken. Daarom is het belangrijk dat je een aantal van deze begrippen en termen kent.

Slide 4 - Slide

welke termen en begrippen zie je hier?

Slide 5 - Slide

Welke termen en begrippen kun jij nog meer noemen?

Slide 6 - Open question

keukentaal
Wij gaan vandaag bonbons maken. In het recept staat dat de chocolade 'au bain marie' gesmolten moet worden.
Kan jij uitleggen wat we daar mee bedoelen?

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Aan de slag

Slide 9 - Slide

Termen en Begrippen

Zet de juiste termen en begrippen bij de beschrijving.
dit doe je door de termen en begrippen naar de beschrijving te slepen.  Je ziet hieronder een voorbeeld; sleep het antwoord (Afgieten) naar het antwoord (A) .
 Afgieten
Het verwijderen van het vocht
A

Slide 10 - Drag question

Afgieten
Blancheren
Invetten
Deeg
A
B
C
D
Het verwijderen van vocht
Het kort koken van groente of fruit, waarna het wordt afgespoeld met
   koud water om het garingsproces te stoppen
Ovenschalen, bakplaten en bakvormen insmeren met boter en/of olie
   Vrij vast, kneedbare of uitrolbare grondstof voor gebak

Slide 11 - Drag question

Bakken
Beslag
Bestuiven
Zeven
A
B
C
D
E
Een ingevette vorm met een laagje suiker of bloem bestrooien.
Het bereiden van eten in een vloeistof (water) die aan de kook is gebracht
 Het op vuur bruin en gaar maken in heet vet of in de oven gaar maken
 d.m.v hete lucht tussen de 140 en 250 graden.
Door een zeef schudden of wrijven van bloem of poedersuiker om
klontjes te verwijderen
 Vloeibare grondstof voor gebak, flensjes, pannenkoeken e.d.
Koken

Slide 12 - Drag question

Spatelen
Fruiten
Binden
Garneren
A
B
C
D
E
Uien of groente op laag vuur, lichtbruin en/of glazig bakken, in een
koekenpan
Het versieren van gebak en salades
Het dikker maken van een vloeistof b.v. jus of pudding
 Voorzichtig en luchtig door elkaar scheppen met behulp van een spatel
Met een garde luchtig kloppen van eiwit of slagroom
Opkloppen

Slide 13 - Drag question