H4, introducción y fuente A

Reflectie toets:
1. Hoe ging de toets? Wat ging goed/wat niet?
2. Hoe heb je geleerd?
3. Wat neem je mee voor volgende toets?
4. Tips voor andere leerlingen?
1 / 29
next
Slide 1: Open question
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Reflectie toets:
1. Hoe ging de toets? Wat ging goed/wat niet?
2. Hoe heb je geleerd?
3. Wat neem je mee voor volgende toets?
4. Tips voor andere leerlingen?

Slide 1 - Open question

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

¿Crees que es sano...

  1. comer un kilo de chocolate
  2. comer fruta y verdura
  3.  fumar
  4.  ir en bici al instituto
  5.  jugar con la playstation todo el día
  6.  hacer ejercicio
  7.  ver la televisión 4 horas al día
  8.  llevar pantalones cortos y chanclas en invierno ?

Slide 9 - Slide

clasifica de más saludable a menos saludable
  1.  comer un kilo de chocolate
  2. comer fruta y verdura
  3.  fumar
  4.  ir en bici al instituto
  5.  jugar con la playstation todo el día
  6.  hacer ejercicio
  7.  ver la televisión 4 horas al día
  8.  llevar pantalones cortos y chanclas en invierno ?

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

¿Qué saben de CUBA?

Slide 12 - Mind map

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

La salud

Slide 15 - Mind map

El médico
el dolor
sano
¡Qué te mejores!
El cuerpo
La fiebre
Me duele(n)...
La cabeza
¿Qué te pasa?
Me siento...
Te sientes
de dokter
het lichaam
jij voelt je
ik voel me
de pijn
wat is er aan de hand?
de koorts
het hoofd
beterschap
gezond
mij doet / doen zeer....

Slide 16 - Drag question

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Wat betekent "martes"?

Slide 19 - Open question

Wat betekent "a las ocho y media"?

Slide 20 - Open question

Ziek zijn/ symptomen

Slide 21 - Mind map

¿Cómo se dice 'gezond' en español?
A
salvo
B
saludablemente
C
sano
D
salud

Slide 22 - Quiz

¿Cómo se dice 'beter worden' en español?
A
mayorarse
B
menorarse
C
majorarse
D
mejorarse

Slide 23 - Quiz

¿Cómo se dice 'rug-been-arm-hoofd' en español?
A
espaldas-pie-brazo-cabeza
B
espaldas-pierna-brazo-cabeza
C
cuello-pierna-brazo-cabeza
D
cuello-vientre-abrazo-cabeza

Slide 24 - Quiz

¿Cómo se dice 'estar enfermo' en holandés?
A
ziek zijn
B
boos zijn
C
geïnteresseerd zijn
D
gezond zijn

Slide 25 - Quiz

sentirse
el dolor
la fiebre
¡que te mejores!
el cuerpo
la pierna
el médico
faltar
zich voelen
de pijn
de koorts
beterschap
het lichaam
het been
de arts
missen/ontbreken

Slide 26 - Drag question

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide