Woordsoorten; zelfstandig naamwoord & lidwoord

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo, havo, vwo
• Leerjaar 1

Deze les

- Bespreken grammatica zinsdelen opdracht 1

- Uitleg opdracht 2 en 3

- Hier 15 minuten aan werken

- Uitleg grammatica woordsoorten
- aan het werk

Aan het einde van de les kan jij:

- Zelfstandig naamwoorden herkennen
- Bepaalde- en onbepaalde lidwoorden herkennen

Pagina 30

Wat is een zelfstandig naamwoord?

Een zelfstandig naamwoord
is een woord voor dieren,
planten, dingen, mensen, en
namen (van mensen, landen,
steden, bedrijven etc.)

"Zelfstandig naamwoord" 

Een zelfstandig naamwoord is een woord voor iets of iemand dat zelfstandig kan bestaan. Iets of iemand die dus ook echt bestaat. De buurman bijvoorbeeld, of de weg, die toffe plant of mijn konijn.

Hoe herken je een zelfstandig naamwoord?

Je kan een zelfstandig naamwoord vrij makkelijk herkennen als je het volgende begrijpt:

1.  Je kan er vaak een lidwoord voor zetten (de, het & een).
2.  Het kan vaak in enkelvoud en meervoud voorkomen.

3. Je kan het vaak verkleinen (konijntje, plantje, buurmannetje)

Lidwoorden

De, het & een zijn lidwoorden. En lidwoorden zijn eigenlijk best een beetje zielig. Lidwoorden zijn niet zelfstandig, ze "bestaan niet". Lidwoorden hebben een zelfstandig naamwoord nodig om toch een beetje te kunnen bestaan. Lidwoorden willen graag lid zijn van woorden die bestaan.

! Achter een lidwoord staat altijd een zelfstandig naamwoord.

Onbepaalde- en bepaalde lidwoorden

'De' en 'het' zijn "bepaalde" lidwoorden. Zij bepalen namelijk wélk boek of huis jij bedoelt (best bazige types..). 'Een' is een onbepaald lidwoord. Hij bepaalt helemaal niks, hij zegt niks over wel exact boek of huis jij het hebt.

Bijvoorbeeld:

De plant waar ik het laatst over had.
Dat is die ene specifieke plant waar ik het over had, 'de' is een bepaald lidwoord.

 Een plant waar ik het laatst over had.
Ja goh, dat kunnen er zoveel zijn. Welke bedoel je? 'Een' is een onbepaald lidwoord.

Huiswerk voor vrijdag 1 oktober

maken:
grammatica zinsdelen (blz 28/29) opdracht 2 en 3 *4

grammatica woordsoorten (blz 30/31) opdracht 1 t/m 4 *5