This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Vak: Nederlands
Hoofdstuk: 5
1.
Lesopening
2.
Leergebiedoverstijgende doelen
3.
Lesdoel (+ minicheck)
4.
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6.
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie + afsluiting
Slide 1 - Slide
1. Lesopening
Pak je boek van Nederlands, laat het nog even dicht.
Slide 2 - Slide
2. Leergebiedoverstijgende doelen
Zelfstandig leren
- Werkt volgens de gestelde eisen, die aan de opdrachten worden gesteld.
Als er staat leg je antwoord uit, doe je dat.
Slide 3 - Slide
Arrangementen
- Verdiept: kijk of je zelfstandig aan de slag kunt of dat je mee wil doen aan de instructie na het benoemen van de lesdoelen en het lezen van de theorie.
Ryan, Dennis, Ihabe.
- Basis: doe mee aan de mini-check. Alles goed? Zelfstandig aan de slag. Niet alles goed? Instructie volgen, daarna aan de slag.
Amber, Zouhir, Ties, Noah, Jermaine, Shaqell, Anouk, Jara, Shurvin, Bas
- Intensief: doe mee aan de mini-check. Instructie volgen, kom aan de groepstafel zitten.
n.v.t.
Slide 4 - Slide
3. Lesdoel
Aan het eind van deze les;
- kun je een zin de zinsdelen benoemen.
- kun je het onderwerp in een zin benoemen.
Slide 5 - Slide
Verdiept arrangement:
Les 5.6:
blz. 193 t/m 195
opdr. 13 + 15
Slide 6 - Slide
Mini-check
3 goed = zelfstandig aan de slag.
0-2 goed = instructie volgen.
Slide 7 - Slide
Noteer het onderwerp uit de volgende zin: Jan rent naar de supermarkt.
Slide 8 - Open question
Noteer het onderwerp uit de volgende zin: Maakt de barman een mooie cocktail voor ons?
Slide 9 - Open question
Noteer het onderwerp uit de volgende zin: De gespierde man sport dagelijks in de sportschool
Slide 10 - Open question
uitslag mini-check
3 goed = zelfstandig aan de slag.
0-2 goed = instructie volgen.
Slide 11 - Slide
4. Instructie
Lees mee op de volgende dia's.
Slide 12 - Slide
Het onderwerp
Je zoekt eerst de persoonsvorm in een zin
Dan vraag je WIE / WAT + persoonsvorm?
Het antwoord op die vraag is het onderwerp
Slide 13 - Slide
Voorbeeld
De jongen gaat naar school
De persoonsvorm = gaat
Wie/wat + pv = onderwerp --> Wie/wat + gaat
Wie gaat (naar school?)
Onderwerp = de jongen
Slide 14 - Slide
Wat is het onderwerp?
Ik kan nu het onderwerp uit een zin halen.
A
Ik
B
kan
C
het onderwerp
D
een zin
Slide 15 - Quiz
Wat is het onderwerp?
Mijn moeder doet altijd de boodschappen.
A
Mijn moeder
B
doet
C
altijd
D
de boodschappen
Slide 16 - Quiz
Wat is het onderwerp?
Waarom lust jij geen spruitjes?
A
Waarom
B
lust
C
jij
D
geen spruitjes
Slide 17 - Quiz
Wat is het onderwerp?
Voetbal is ook een sport voor meisjes.
A
Voetbal
B
is
C
een sport
D
voor meisjes
Slide 18 - Quiz
Wat is het onderwerp?
Mevrouw Van Til legt het onderwerp uit.
A
Mevrouw Van Til
B
legt
C
het onderwerp
D
uit
Slide 19 - Quiz
5. Begeleid inoefenen
Wie kan zelfstandig aan de slag (basis)?
Lees en maak les 5.6, opdr. 13 t/m 14 op blz. 193 t/m 194
Wie heeft nog extra instructie/leeshulp nodig (intensief)?
Kom aan de instructietafel zitten.
Dan gaan we samen aan de slag.
Slide 20 - Slide
6. Zelfstandig werken
Je leest en maakt zelfstandig, in stilte:
V: 5.6, opdr. 13 + 15 op blz. 193 t/m 195
B/I: 5.6, opdr. 13 t/m 14 op blz. 193 t/m 194
Ben je klaar?
1. Kijk je werk zorgvuldig na + verbeter waar nodig.
2. Huiswerk ander vak afmaken.
3. Leren toets/lezen/tekenen/Smartgame.
timer
30:00
Slide 21 - Slide
7. Evaluatie
- Zelfstandig leren; werkt volgens de gestelde eisen, die aan de opdrachten worden gesteld.
Evaluatie lesdoelen --> Quiz mee!
Slide 22 - Slide
Die puzzel heeft wel 5000 stukjes.
Slide 23 - Open question
Wanneer komen Sint en Piet in Nederland?
Slide 24 - Open question
Die ene leerling uit 1L heeft dit weekend een voetbalwedstrijd gewonnen.