dag 9

• NT2
• Basisschool
• Groep 1

Woordenschat

Vandaag vijf (nieuwe) woorden bij het thema Wonen.

Schrijf het woord op en ook de betekenis.

de poster

• een groot stuk papier met een afbeelding om aan de muur te hangen
• meervoud: posters
• Zin: Op de muur in mijn slaapkamer hangt een poster van Ronaldo
• Zin: Wij hebben geen posters aan de muur in de klas.

prutsen

• iets niet goed en op een rommelige manier doen
• iets op een onhandige manier doen = knoeien
• prutste, heeft geprutst
• Zin: Ze zat eerst een hele tijd te prutsen, voor het eindelijk lukte.
• Zin: Hij heeft heel erg geprutst, het ziet er niet goed uit.

terugvinden

• iets weer vinden nadat je het kwijt was
• vond terug, heeft teruggevonden
• iemand vindt iets terug
• Zin: Mevrouw Femke heeft haar sleutels weer teruggevonden.
• Zin: De hond vond zijn huis weer terug.

het uitzicht

• dat wat je kunt zien vanaf een bepaalde plaats
• de kans om in de toekomst iets te krijgen = het perspectief
• Zin: Hij kocht het huis vanwege het mooie uitzicht op de bergen.
• Zin: Zij heeft uitzicht op een vaste baan bij het bedrijf.

verspreiden

• zorgen dat iets op verschillende plaatsen komt
• verspreidde, heeft verspreid
• zich over een bepaald gebied verdelen
• Zin: Het dode dier verspreidde een vieze lucht.
• Zin: De agenten verspreidden zich over het park om het kind te zoeken.

..... ................. boven op de berg is heel erg mooi

In welke zin wordt het woord
verspreiden
goed gebruikt?

1. overal iets
2. overal niets
3. bij elkaar
4. op 1 plaats

Waar wordt het woord "prutsen" goed gebruikt?

1. iets rommelig doen
2. iets netjes doen
3. iets goed doen
4. iets niet goed doen

Waar wordt het woord "terugvinden" goed gebruikt?

1. iets vinden wat je al had
2. iets hebben wat je kwijt bent
3. iets vinden wat je kwijt was

Zoek een foto van een mooie poster.

Opdracht: welk woord hoort in de zin?

Welk woord hoort in de zin? Schrijf alleen het woord op, niet de hele zin!

Vanuit mijn slaapkamer heb ik .............. over het weiland.

Wij moeten ons ......................, anders staan we te dicht bij elkaar.

Ik was mijn portemonnee kwijt, maar ik heb hem weer .........................

Op .... ................. die in de klas hangt, staan allemaal bomen.

Je bent aan het ..................... , het ziet er niet netjes uit.

Zinnen maken

Het rad draait een naam. Zie je jouw naam? Dan maak je een zin met 1 van de woorden.

De woorden: de poster, prutsen, terugvinden, het uitzicht en verspreiden