Thema 3 wonen taak 1

Thema 3 wonen
 taak 1
Opdracht 1 t/m 4
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NT2ISK

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Thema 3 wonen
 taak 1
Opdracht 1 t/m 4

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
Je gaat schrijven en praten over waar je woont en de kamer waar je slaapt.



Maar eerst even woorden oefenen:

Slide 2 - Slide

het bureau
de buurman
de bank
afwassen
het schilderij

Slide 3 - Drag question

Wat is dit?
A
de bank
B
de tafel
C
het bureau
D
het kantoor

Slide 4 - Quiz

De vrouw zit ...... de tafel

Slide 5 - Open question

Wat is dit?

A
de bank
B
het bureau
C
het hout
D
binnenkort

Slide 6 - Quiz

Maak een zin met
"bank"

Slide 7 - Open question

S N E L
binnenkort
de woning
huren
de reclame
de verdieping

Slide 8 - Drag question

Maak de zin af:
Die flat heeft tien ...........
A
huizen
B
verdiepingen
C
buren
D
gordijnen

Slide 9 - Quiz

Film: 'Je huis beschrijven (1) - Praat je mee?'

Slide 10 - Slide

Opdracht 1:
Maak de vragen

- Lees de vragen.
- Geef zelf antwoord op de vragen. 
timer
5:00

Slide 11 - Slide

Opdracht 2:
Stel de vragen van opdracht 1 aan een andere leerling. 
Jan woont in Leeuwarden.
Hij woont in een groot huis.
Hij woont met zijn ouders en zus.
.......

timer
15:00

Slide 12 - Slide

Opdracht 3:
 Wat zie je in de kamer waar je slaapt?
timer
5:00

Slide 13 - Slide

Beschrijf je kamer
  • Hoe groot is je kamer?
    - Mijn kamer is heel groot.
    - Mijn kamer is heel klein.
    - Mijn kamer is ongeveer 20 m2.
  • Wat staat er in de kamer?
    - In de kamer staat een stapelbed.
    - In de kamer staat een bed, een bank en een kast.

Slide 14 - Slide

Beschrijf je kamer
  • Wat hangt er aan de muur?
    - Aan de muur hangt niks.
    - Aan de muur hangt een poster van FC Barcelona.
  • Welke kleuren heeft de kamer?
    - De kamer is helemaal wit / De kamer heeft witte muren.
    - De kamer heeft drie witte muren en één gele muur.

Slide 15 - Slide

Beschrijf je kamer
  • Wat is er bijzonder in de kamer? 
    - Het stapelbed is bijzonder.
    - De vleesetende plant is bijzonder.
  • Wat vind je het mooiste in de kamer?
    - Het mooiste is het schilderij.
    - Het mooiste is de poster van FC Barcelona.

Slide 16 - Slide

Beschrijf je kamer
  • Wat zou je willen veranderen aan de kamer?
    - Ik zou graag een eigen kamer willen.
    - Ik wil graag een bureau hebben.
    - Ik wil niks veranderen.

Slide 17 - Slide

Opdracht 4: 
Beschrijf jouw kamer
Beschrijf nu jouw slaapkamer. 
Bijvoorbeeld:
Mijn slaapkamer is klein. In mijn kamer staat een bed en een grote kast. De muren zijn blauw...................

Schrijf dit op in je schrift.
Lever bij mij in.
Klaar? Bouwstenen maken.

Slide 18 - Slide