Les fictie havo 3

Hallo klas!
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Hallo klas!

Slide 1 - Slide

Lesdoelen: wat ga je leren?
- Literaire begrippen herhalen (tijd en ruimte, personages etc.)
- Je leert wat beeldspraak is en vormen van beeldspraak (personificatie, metafoor)

Slide 2 - Slide

Planning
- Literaire begrippen herhalen (uitleg + voorbeelden)
- Spel met begrippen
- Toets maken
- Uitleg beeldspraak 
- Afsluiting

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Vertelperspectief
''Ik loop door het bos, en schrik van een geluid in de verte.''
- Welk perspectief?

Slide 8 - Slide

30 seconds literaire begrippen
- Maak teams van twee personen
- Jullie krijgen per team 4 kaartjes met 4 woorden
- Eén iemand moet binnen 30 seconden zoveel mogelijk woorden uitleggen zonder het woord op te noemen (1 punt voor elk woord)
- Groepje met de meeste woorden wint!

Slide 9 - Slide

Beeldspraak
- Figuurlijk taalgebruik
- Vergelijking, metafoor, personificatie

- Wat is personificatie?

Slide 10 - Slide

Personificatie
- Levenloze dingen krijgen menselijke eigenschappen

Slide 11 - Slide

Vergelijking met als
- Een letterlijk beeld wordt vergeleken met een figuurlijk beeld. Het woord ''als'' wordt gebruikt bij de vergelijking.

''Jan schaamt zich zo erg, hij is zo rood als een tomaat.''

Slide 12 - Slide

Letterlijk beeld

Jan 
- Hij schaamt zich, en hij wordt rood.
Figuurlijk beeld

Tomaat
- Jan is niet echt zo rood als een tomaat, maar wordt daar wel mee vergeleken.

Slide 13 - Slide

"Jan schaamt zich zo erg, hij is een tomaat.''

Slide 14 - Slide

Metafoor
- Een letterlijk beeld wordt vergeleken met een figuurlijk beeld, maar het letterlijk beeld woord niet gebruikt. 

''Die tomaat zit daar.''

Slide 15 - Slide

Letterlijk 

Jan (staat niet in de zin)
Figuurlijk

Tomaat
Met de tomaat wordt Jan bedoeld!
Bij een metafoor wordt het letterlijke beeld weggelaten.

Slide 16 - Slide

''De bloemen zwaaiden naar hem.''
A
Vergelijking met als
B
Metafoor
C
Vergelijking zonder als
D
Personificatie

Slide 17 - Quiz

''Die jongen is zo gek als een deur.''
A
Metafoor
B
Vergelijking met als
C
Vergelijking zonder als
D
Paradox

Slide 18 - Quiz

''Daar heb je die gekke deur weer!''
A
Vergelijking zonder als
B
Metonymia
C
Paradox
D
Metafoor

Slide 19 - Quiz

Afsluiting
- Wat voor nieuws heb je geleerd vandaag?

Slide 20 - Slide