Thema: Anders

Anders
1 / 20
next
Slide 1: Slide
LevensbeschouwingMiddelbare schoolvmbo b, k, t, havo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Anders

Slide 1 - Slide

Opdracht 1: MENSBEELD:
Beschrijf wie je anders vindt en Waarom?

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
* Je kan uitleggen wie/wat jij anders vindt.
* Je weet waardoor het anders zijn bepaald kan worden.
* Je kan uitleggen wat dat met jouw houding/gedrag doet.
* Je kan aangeven wie/wat invloed heeft op jouw mening/houding/gedrag.
* Je kan cultuur verschillen benoemen.
* Je kan je kwaliteiten en die van een ander benoemen.
* Je kan aangeven welke beelden er door de media over vrouwen/mannen 
    gegeven worden.



Slide 3 - Slide

Wat kan het anders zijn bepalen?
  1. Geslacht       6. Talent
  2. Geloof            7. Denkbeelden
  3. Ras                  8. Bijzondere optreden
  4. Handicap      9. Cultuur
  5. Geaardheid  10. Sociale klasse

Slide 4 - Slide

Anders: positief/negatief?
Lees onderstaande situaties.
Geef per verhaal aan waardoor de persoon Anders is (zie vorige dia)en hoe je dit vindt en waarom.
1. Wanda zit in een rolstoel. Toen ze twaalf was moest haar rechter onderbeen worden geamputeerd.
2. Sem is heel slim. Op zijn twaalfde had hij zijn gymnasium diploma al binnen.

Slide 5 - Slide

3. Oem Imran draagt een nikaab die haar hele lichaam bedekt. Voor haar geloof houdt zij zich strikt aan de regels.
4. Peter zit helemaal onder de tattoos. Hij vindt het mooi. Zijn hele vriendenclub geeft daar veel geld aan uit.

5. Anja uit TL3  roept leerlingen op om geld te geven voor de vluchtelingen in Griekenland.

Slide 6 - Slide

Invloed: Wie bepalen jouw beeld/mening:
Ouders:
Door je opvoeding wordt je mening gevormd.
Jouw ouders/verzorgers leren jou wat Anders is.
Dit doen zij door de manier waarop ze over anderen praten en op hen reageren.




Slide 7 - Slide

Invloed: wie bepalen jouw beeld/mening?
Vrienden:
Als je ouder wordt (jullie leeftijd) gaan vrienden een steeds grotere rol spelen in je leven. Je hoort, naast de mening van je ouders, ook ideeën van je vrienden. soms kan dat ook verwarrend zijn: wie/ Wat moet ik geloven? 
Als je bij je vrienden thuis komt zie je dat de dingen misschien anders gaan.
Vrienden laten jou ook zien wie/wat zij anders vinden.




Slide 8 - Slide

Invloed: Wie bepalen jouw beeld/mening?
Media:
Jullie zitten veel achter/voor een beeldscherm.
Je ziet daardoor veel beelden voorbij komen. (on)bewust word je hierdoor beïnvloed. Reclamemakers maken daar handig gebruik van.
 Welke reclame spreekt jou aan en waarom?


Slide 9 - Slide

Invloed: wie bepalen jouw beeld/mening
Influencers:
Hebben influencers invloed:
Laatst  waren een aantal influencers in beeld omdat ze zich uitspraken tegen de Corona maatregelen.
Welke influencers volg jij?
Koop je wel eens dingen die zij aanprijzen? 



Slide 10 - Slide

Wie heeft er invloed op jou?
                        
Pak je schrift; zet je naam in het midden van de bladzijde.
Schrijf er omheen wie er invloed op je hebben: Veel invloed  zet je dichtbij, minder invloed wat verder weg: Afstand bepaald hoe groot de invloed is.
Zet ook bij de naam een voorbeeld van de
invloed die de persoon op je  heeft gehad.

Slide 11 - Slide

Opdracht 5: Wie heeft er invloed op will
Pak je schrift; zet Will zijn naam in het midden van de bladzijde.
Schrijf er omheen wie er invloed op hem hebben: Veel invloed zet je dichtbij, minder invloed wat verder weg: Afstand bepaald hoe groot de invloed is.
Zet ook bij de naam een voorbeeld van de
invloed die de persoon op hem heeft gehad.

Slide 12 - Slide

Cultuur verschillen
Cultuur waar we in opgroeien bepaalt voor een groot deel onze levensstijl:
Bijvoorbeeld wat wij eten,
welke kleding wij dragen,
hoe we elkaar groeten,
onze normen en waarden.

Slide 13 - Slide

Kwaliteiten
Kwaliteiten bepalen ook het anders zijn.
Welke kwaliteiten heb jij: je hoort het van je klasgenoten.
Op de volgende dia staan heel veel kwaliteiten.
je schrijft de namen van je klasgenoten op.
Achter hun naam schrijf je een positieve kwaliteit die jij bij die persoon vindt passen. Zorg dat je het kan toelichten.

Slide 14 - Slide

De kwaliteiten:
Avontuurlijk, betrouwbaar, rustig, behulpzaam, precies, grappig, bescheiden, enthousiast, bedachtzaam, spontaan, flexibel, stabiel, kritisch, zelfverzekerd, moedig, makkelijk, attent, avontuurlijk, betrouwbaar, creatief, dapper, eerlijk, eenvoudig, geduldig, gezellig, gul, handig, humoristisch, lief, lef, slim, sportief, sterk, optimistisch, vrolijk, vertrouwen, wijs, ordelijk, vriendelijk, zelfstandig, zelfvertrouwen, zorgzaam,?

Slide 15 - Slide

Gevoelens
Angstig, afgewezen, bang, bedreigd, behaaglijk, beschaamd, bezorgd, bitter, blij, boos, dankbaar, eenzaam,  gekwetst, geschokt, jaloers, hoopvol, kalm, kwaad, machteloos, opgelaten, opgelucht, ontroerd, onzeker, opgewekt, schuldig, tevreden, triest, trots, voldaan, vredig, zenuwachtig, verliefd.

Slide 16 - Slide

Wat doet het Anders zijn met mijn gevoel/gedrag ?
Bekijk onderstaande filmpjes en beantwoord per filmpje de onderstaande vragen:
1. Waar gaat het filmpje over (=gebeurtenis)? 5 zinnen.
2. Wat vind jij daar van (= gedachten)?
3a. Wat voor gevoel roept het op?
3b.Wat voor gedrag zou jij, als je bij die situatie aanwezig was, vertonen?
    (=gevoel/gedrag)
4.  kan jij jouw gedrag/gevoel veranderen?

Slide 17 - Slide

Filmpjes 

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Slide 20 - Video