lw, vz, bnw, znw, nsvg, osvg, hww, kww, zww, onbep. vnw, aanw. vnw, telw, vz, bez. vnw, pers. vnw, betr. vnw.
Weet je wat deze afkortingen betekenen en kun je de woordsoorten herkennen in een zin?
Het oude boek uit de 14e eeuw heb ik laten vallen.
Oefenen met bijspijkeren: 1.6, 1.7, 2.7, 5.5