1. Zorg dat iedere zin begint met een hoofdletter en eindigt met een punt. Als de zin te lang is, maak hem dan korter.
2. Kijk heel de tekst na en zorg dat de komma’s en andere leestekens op de juiste plek staan.
3. Bekijk de alinea-indeling van de tekst. Bepaal of de witregels op de goede plek staan. Zet als het nodig is extra witregels tussen de alinea’s.
4. Kijk de spelling van alle werkwoorden na (d’s en t’s). Verbeter de foutjes. Let ook op of samenstellingen aan elkaar staan. (Coronacrisis, schoolvakantie etc.)
5. Kijk goed of je alle zinnen van de tekst begrijpt. Zijn er zinnen die je niet zo goed begrijpt? Markeer deze dan. Wat denk je dat de schrijver bedoelde? Probeer de zin zo op te schrijven dat hij wel begrijpelijk is.
Sjoerd kiest twee leerlingen uit, zij gaan samen verzinnen hoe de tekst verlengd kan worden tot 2000-3000 tekens.