Lezen 3F lj 2 Loonwerk - Ruitzaaien voor een betere benutting van nutriënten

Nederlands - Lezen 3F

Beroepsgericht lezen: Loonwerk
'Ruitzaaien voor een betere benutting van nutriënten.'


1 / 33
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Nederlands - Lezen 3F

Beroepsgericht lezen: Loonwerk
'Ruitzaaien voor een betere benutting van nutriënten.'


Slide 1 - Slide

Leerdoelen

Lezen

  • Ik ken de begrippen die in de vragen staan.
  • Ik begrijp de tekst.
  • Ik kan antwoord geven op de vragen bij de tekst.


 

Slide 2 - Slide

Uitleg

Zorg dat je het document 'Kennisvragen Lezen bij de hand hebt.'


Raadpleeg bij elke vraag dit document, zodat je de bedoeling van de vraag begrijpt. 


Luister goed naar de uitleg van de docent.

Slide 3 - Slide

Samen lezen 1

Lees de tekst verkennend:

  • lees de titel
  • lees de inleiding
  • kijk naar de afbeeldingen
  • lees de tussenkopjes



Slide 4 - Slide

1. Wat is het onderwerp van de tekst?

Slide 5 - Open question

2. Wat weet je al over het onderwerp?

Slide 6 - Open question

Samen lezen 2

Lees de hele tekst.



Slide 7 - Slide

3. Wat is de tekstsoort?
A
interview
B
beschouwing (je leest meerdere meningen en kunt zo je eigen mening vormen)
C
artikel (informatief)
D
nieuwsbericht

Slide 8 - Quiz

4. Wat is het tekstdoel?
A
informeren
B
instrueren
C
overhalen
D
overtuigen / betogen

Slide 9 - Quiz

5. Wat is de structuur van de tekst?
A
vraag- en antwoordstructuur
B
probleem-oplossingstructuur
C
voor-en nadelenstructuur
D
aspectenstructuur

Slide 10 - Quiz

6. Wat is de hoofdgedachte van deze tekst?
A
Ruitbemesting is effectief om nutriënten beter te benutten.
B
Ruitbemesting heeft veel voordelen.
C
Ruitbemesting is effectief in de heuvels van Limburg
D
Ruitbemesting levert een besparing op in gewasbeschermingsmiddelen

Slide 11 - Quiz

7. Lees de lead (eerste stuk tekst).
Wat is de functie van de inleiding?
A
het onderwerp noemen
B
de aanleiding noemen
C
een ervaringsdeskundige voorstellen
D
een vraag stellen

Slide 12 - Quiz

8. Lees de lead (eerste stuk tekst).
Wat is de aanleiding voor dit artikel?
A
Een onderzoek van WUR naar effecten van ruitzaaien.
B
Proefboerderij Wijnansrade heeft een onderzoek gedaan.
C
Een onderzoek van meerdere partijen of ruitzaaien effectief is om water te remmen.
D
Een onderzoek in Zuid-Limburg naar ruitzaaien.

Slide 13 - Quiz

9. Lees alinea 2.
Wat is het deelonderwerp?
A
regenwater
B
goede bodem
C
minder afspoeling met ruitzaaien
D
tienduizenden liters water in het dal

Slide 14 - Quiz

10. Lees alinea 3.
Wat is het deelonderwerp?
A
water vasthouden door ruitzaaien
B
Limburgse lössgronden
C
twee jaar durende test
D
hellende percelen

Slide 15 - Quiz

11. Lees alinea 3.
Welk signaalwoord staat er in regel 1?
Welk tekstverband wordt daarmee aangegeven?

A
signaalwoord = wanneer tekstverband = tijdsvolgorde
B
signaalwoord = zoals tekstverband = oorzaak - gevolg
C
signaalwoord = wanneer tekstverband = reden
D
signaalwoord = zoals tekstverband = uitleg

Slide 16 - Quiz

12. Lees alinea 4.
Welk signaalwoord staat er in regel 4?
Welk tekstverband wordt daarmee aangegeven?

A
signaalwoord = doordat tekstverband = oorzaak - gevolg
B
signaalwoord = doordat tekstverband = reden
C
signaalwoord = doordat tekstverband = doel - middel
D
signaalwoord = doordat tekstverband = tijdsvolgorde

Slide 17 - Quiz

13. Lees alinea 3 regel 4.
Het signaalwoord 'doordat' geeft een oorzaak en gevolg
aan. Wat is de oorzaak (O) en wat is het gevolg (G)?


A
O = kaarsrechte rijen G = water vasthouden
B
O = kaarsrechte rijen planten G = ruitzaaien
C
o = geen stroomgeulen op hellende percelen G = ruitzaaien en
D
O = ruitzaaien en trapsgewijs zaaien G = geen stroomgeulen op hellende percelen

Slide 18 - Quiz

14. Lees alinea 3 regel 5.
Wat is de tegenstelling?


A
vastgehouden water en kaarsrechte rijen
B
ruitzaai en reguliere afstand van 75 cm
C
kaarsrechte rijen / ruitzaai met reguliere afstand helft van 75 cm en trapsgewijs
D
reguliere afstand 75 cm gehalveerd en trapsgewijs zaaien

Slide 19 - Quiz

15. Lees alinea 4.
Wat is het deelonderwerp?

A
mechanisch schoffelen
B
verschillende voordelen ruitzaaimethode
C
ruimte om te wortelen
D
besparing gewasbeschermings-middelen

Slide 20 - Quiz

16. Lees alinea 5.
Wat is het deelonderwerp van alinea 5?
A
precisiezaaien
B
opbrengst verhogen
C
meststoffen en bestrijdingsmiddelen
D
regelgeving

Slide 21 - Quiz

17. Lees alinea 5.
Welk signaalwoord staat er in deze alinea in regel 5?
A
signaalwoord = ook tekstverband = opsomming
B
signaalwoord = ook tekstverband = conclusie
C
signaalwoord = waar tekstverband = plaatsaanduiding
D
signaalwoord = waar tekstverband = tijdsvolgorde

Slide 22 - Quiz

18. Lees alinea 5
Waar is de ruitzaaimethode niet meer weg te denken?
A
bij optimaal gewas kweken
B
bij aanvoer van meststoffen en bestrijdingsmiddelen
C
bij huidige regelgeving
D
bij huidige regelgeving: beperking aanvoer meststoffen en bestrijdingsmiddelen

Slide 23 - Quiz

19. Lees alinea 6.
Hoe kan een nauwkeurig zaaipatroon worden bereikt?
A
zaaien met rijafstand 75 cm en tussenruimte rij van 14 cm
B
zaaien in ruitvorm: afstand 37,5 cm en tussenruimte 28 cm
C
Geocontrol en Kverneland-precisiezaaimachine
D
automatisch afsluiten zaairijen

Slide 24 - Quiz

20. Lees alinea 6.
Wat zijn de voordelen van zaairijen die automatisch worden afgesloten?
A
geen overlap en plantje op juiste plek
B
Geocontrol en elektrische aansturing mogelijk
C
Kverneland-precisiezaaimachine en nauwkeurig zaaipatroon
D
plant kan zich beter wortelen besparing gewasbeschermingsmiddel

Slide 25 - Quiz

21. Lees alinea 6.
Waardoor hebben planten meer ruimte om zich te wortelen?
A
Geocontrol
B
ruitvorm
C
Kverneland-precisiezaaimachine
D
besparing gewasbeschermingsmiddel

Slide 26 - Quiz

22. Hoe betrouwbaar is informatie uit de onderzoeken en waarom?
A
betrouwbaar, omdat ik van dit onderwerp veel afweet
B
onbetrouwbaar, omdat het op internet staat
C
onbetrouwbaar, omdat Kverneland de bron is en graag preciziemaaimachines wil verkopen
D
betrouwbaar, omdat het gaat over een onderzoek dat is gedaan door erkende, samenwerkende partijen

Slide 27 - Quiz

23. In welke alinea's vormen de inleiding?
A
alinea 1
B
alinea 1 en 2
C
alinea 2
D
alinea 2 en 3

Slide 28 - Quiz

24. In welke alinea's vormen de kern?
A
alinea 2 en 3
B
alinea 2, 3 en 4
C
alinea 3, 4 en 5
D
alinea 3, 4, 5 en 6

Slide 29 - Quiz

25. In welke alinea's vormen het slot?
A
alinea 1
B
alinea 1 en 2
C
alinea 5 en 6
D
alinea 6

Slide 30 - Quiz

26. De schrijver beëindigt deze tekst met een ......
A
korte samenvatting
B
conclusie
C
reclame
D
toekomstverwachting

Slide 31 - Quiz

3. Wat voor tekst is dit?
A
subjectieve tekst (mening)
B
een objectieve tekst (feiten)
C
objectief (mening) en subjectief (mening)

Slide 32 - Quiz

Einde

Bedankt voor  jouw aandacht en bijdrage.


Goed gewerkt!

Slide 33 - Slide