1.4.2 Autogene technieken (niet elektrisch)
Solderen
Er zijn twee soorten soldeertechnieken, namelijk zacht solderen en hard solderen.
Als het soldeer een smelt- temperatuur onder de 450°C heeft, dan spreken we van zacht solderen, bij een smelttemperatuur boven de 450°C noemen we het hard solderen.
Het zacht solderen wordt uitgevoerd met een soldeerbout of een vlam (propaanbrander).
Bij het hard solderen gebruikt men vaak een autogene vlam. Het verschil met lassen is, dat bij het solderen de te verbinden materialen niet worden gesmolten. Als de te verbinden delen op voldoende hoge temperatuur zijn gebracht, wordt het soldeer toegevoerd. Dit soldeer heeft een lagere smelt- temperatuur dan de smelttemperatuur van de te verbinden materialen. Het soldeer smelt en kruipt tussen de te verbinden delen.
Na het stollen is de soldeerverbinding ontstaan.