Les 3: Verleden tijd PV

Werkwoordspelling
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Werkwoordspelling

Slide 1 - Slide

Lezen
timer
6:00

Slide 2 - Slide

Werkwoordspelling

Slide 3 - Slide

Deze les
Persoonsvorm verleden tijd
Sterke en zwakke werkwoorden

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Sterk of Zwak
  • Sterke werkwoorden zijn sterk genoeg om te veranderen van klank
  • lopen - liep
  • wijzen - wees
  • helpen - hielp
  • Zwakke werkwoorden veranderen niet van klank en krijgen in de verleden tijd achter de ik-vorm de uitgang -te(n) of -de(n).
  • werken – werkten 
  • spelen – speelde

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Twijfel
  • Twijfel je om het werkwoord te vervoegen met de(n) of te(n)? Gebruik dan 't ex kofschip
  • Eindigt de stam op een letter uit 't ex kofschip, dan vervoeg je met te(n), anders met de(n).
  • fietsen - en = fiets
  • Ik fietste / wij fietsten

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Wij verhui....... (vt) vroeger met regelmaat.

Slide 12 - Open question

De docent (starten) de les en (controleren) het huiswerk.

Slide 13 - Open question

Opdracht
Open les 3

Lees het stappenplan door en maak de opdrachten.

Klaar? Lees dan verder in je boek.

Slide 14 - Slide

Stappenplan
Stap 1
Je hebt geconstateerd dat je een werkwoord moet spellen en dat het de persoonsvorm is.


Slide 15 - Slide

Stappenplan
Stap 1
Je hebt geconstateerd dat je een werkwoord moet spellen en dat het de persoonsvorm is.

Stap 2
De persoonsvorm moet in de tegenwoordige tijd worden geschreven.

Slide 16 - Slide

Stappenplan
Stap 3
Beoordeel nu hoe je moet vervoegen. Bepaal het onderwerp.

a) Is het de ik-vorm of staat je/jij als onderwerp achter de persoonsvorm?


Slide 17 - Slide

Stappenplan
Stap 3
Beoordeel nu hoe je moet vervoegen. Bepaal het onderwerp.

a) Is het de ik-vorm of staat je/jij als onderwerp achter de persoonsvorm?

  1. Hoewel het tropisch weer is, [lopen] ik toch mijn dagelijkse 10 kilometer.
  2. Ook tijdens de hitte [willen] je toch in vorm blijven?
  3. [aarzelen] je zusje wel of ze mee gaat lopen?




Slide 18 - Slide

Stappenplan
Stap 3
Beoordeel nu hoe je moet vervoegen. Bepaal het onderwerp.
a) Is het de ik-vorm of staat je/jij als onderwerp achter de persoonsvorm?
b) Is het de meervoudsvorm?

  1. Als die situatie zich nog eens voordoet, [besluiten] we wat we gaan doen.
  2. Verschillende voetbalclubs [willen] dat toptalent van Cambuur inlijven.
  3. Er [kunnen] een aantal buien vallen.
  4. Het aantal overtredingen [vallen] mee.






Slide 19 - Slide

Stappenplan
Stap 3
Beoordeel nu hoe je moet vervoegen. Bepaal het onderwerp.
a) Is het de ik-vorm of staat je/jij als onderwerp achter de persoonsvorm?
b) Is het de meervoudsvorm?
c) Is het iets anders?

[interesseren] je vader zich ook in de economie van Madagascar? 
Samen met het team van adviseurs [brainwashen] Trump de kiezers met gelogen verhalen en cijfers.






Slide 20 - Slide

Vul de persoonsvorm verleden tijd in: Wanneer (zenden) je me het boek terug?

Slide 21 - Open question

Vul de persoonsvorm verleden tijd in: De hond van de buren (blaffen) erg hard

Slide 22 - Open question

Sterk of zwak?

BIJTEN
A
sterk
B
zwak

Slide 23 - Quiz

Sterk of zwak?
verhuizen
A
sterk
B
zwak

Slide 24 - Quiz

kleven (vt)
Nog altijd […] de kauwgom aan mijn schoen.

Slide 25 - Open question

Maak de volgende opdrachten
  • Kies nu zelf waar je verder mee gaat oefenen. Je kunt kiezen tussen de tegenwoordige tijd en de verleden tijd. 
  • Lees op de pagina eerst de uitleg goed door. Scroll daarna naar beneden en maak de opdrachten.

Opdracht 1, tegenwoordige tijd: persoonsvorm tegenwoordige tijd

Opdracht 2, verleden tijd: persoonsvorm verleden tijd

Slide 26 - Slide

Wat ging goed?

Slide 27 - Slide

Ik kan de persoonsvorm v.t schrijven.

Ja
Nee
Een beetje

Slide 28 - Poll