VWO 3 2024-01-19 H6 paragraaf par 2 deel 2

Welkom
Ga rustig zitten!
Pak je pen, schrift, boek en rekenmachine erbij.

Als het stil is kunnen we beginnen

1 / 39
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom
Ga rustig zitten!
Pak je pen, schrift, boek en rekenmachine erbij.

Als het stil is kunnen we beginnen

Slide 1 - Slide

Programma van vandaag
  • Uitleg
  • Gemaakte huiswerk, bespreken opdracht 9
  • Aan de slag met huiswerk
  • Quiz

Slide 2 - Slide

Uitleg


Na deze les weet je:
- hoe de overheid:
   1. stimuleert om iets wel te doen met subsidie of
   2. stimuleert om iets minder te doen met accijnzen.
- wat collectieve goederen zijn
- wat belasting is op inkomen, winst en vermogen.

Je luistert en maakt in stilte aantekeningen!
Heb je vragen, steek dan je vinger op!

Slide 3 - Slide

Vorige les: Collectieve sector

Slide 4 - Slide

Subsidie en accijns
Subsidie
Een financiële bijdrage zodat mensen/bedrijven investeren in een product. Het product wordt goedkoper.
Accijns
Een extra belasting op producten die slecht voor ons zijn. Het product wordt duurder.

Slide 5 - Slide

Subsidies
Subsidie = financiële bijdrage van de overheid om mensen en bedrijven te stimuleren
  • Sporten
  • Museumbezoek
  • Milieuvriendelijker produceren
  • ...

Slide 6 - Slide

Accijns
  • Doel heffing is stimuleren dat het gebruik vh product door consument afneemt.
  • Kostprijsverhogende belasting
  • Indirecte belasting
  • Geheven op beperkt aantal producten
  • Twee andere voorbeelden van kostprijsverhogende/ indirecte belastingen zijn btw en invoerrechten

Slide 7 - Slide

Directe en Indirecte belasting
Indirecte belastingen
- BTW
- Invoerrechten
- Accijns
Directe belastingen
-Loon en inkomstenbelasting
-Vennootschapsbelasting





Slide 8 - Slide

Belasting op inkomen, winst en vermogen
Belasting op inkomen, winst 
en vermogen
  • Directe belastingen
  • Er zijn grote verschillen in inkomen
  • Deze verschillen worden voor een deel gecorrigeerd door mensen die veel verdienen, meer inkomstenbelasting te laten betalen.

Slide 9 - Slide

Inkomstenbelasting
Nederland:
  • Progressief systeem
  • mensen met een hoog inkomen betalen naar verhouding (= procentueel) meer belasting.
  • voorbeeld berekening volgende sheet
Vlaktaks:

  • Proportioneel systeem
  • iedereen betaalt hetzelfde percentage aan belasting ongeacht het inkomen.

Slide 10 - Slide

Voorbeeld progressief belastingstelsel
Bij een progressief belastingstelsel moet er procentueel meer belasting betaald worden naarmate het inkomen stijgt.

Slide 11 - Slide

Voorbeeld proportioneel belastingstelsel

Bij een proportioneel belastingstelsel betaalt iedereen hetzelfde percentage belasting.(Vlaktaks)


Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Slide 14 - Video

Collectieve Goederen
Collectieve goederen worden door de overheid gemaakt en zijn voor iedereen beschikbaar.
  • Politie.
  • Brandweer.
  • Leger.
  • Zorg.
  • Infrastructuur.

Slide 15 - Slide

         Collectieve goederen

Slide 16 - Slide

Je gaat 1 minuut in stilte nadenken over voorbeelden van collectieve goederen.

Na 1 minuut overleg je (ook weer 1 minuut) met degene die naast je zit.
Dus niet degene die voor of achter je zit! 
timer
2:00
Opdracht

Slide 17 - Slide

Gemaakte huiswerk, 
bespreken opdracht 9

Slide 18 - Slide

Opgave 9 A
  • € 20. 
  • Bijvoorbeeld bij 100.000 toeschouwers is de omzet € 2 miljoen.
  • Per toeschouwer is dat € 2 miljoen / 100.000 = € 20

Slide 19 - Slide

Opgave 9 B
  • Huidige prijs € 20. 
  • Komt bij:
  • De persoonscontrole kost € 0,50 extra per kaartje. 
  • De algemene controle kost € 250.000 / (20 × 25.000 kaartjes) = € 0,50 extra per kaartje. 
  • In totaal komt er dan € 1 bij.
  • De oude prijs was € 20 . Dus nu € 21.

Slide 20 - Slide

Opgave 9 C
  • Ja, want de maatschappelijke kosten worden nu bedrijfskosten waarvoor de klant betaalt. Het is dus geen (negatief) extern effect meer.

Slide 21 - Slide

Opgave 9 D
  • Enerzijds stijgt de welvaart door de afgenomen negatieve effecten. Anderzijds daalt de welvaart omdat toeschouwers duurder uit zijn voor hetzelfde product. 
  • De burgemeester vindt het eerste effect sterker. 
  • Volgens het gemeenteraadslid is het tweede effect sterker.

Slide 22 - Slide

Herhaling lesstof voor opdracht 13
Hier wordt gevraagd om de omzet en de kosten te berekenen waarbij TO en TK worden gegeven.
  • Wat is ook alweer TO en TK?
  • TO is totale omzet en TK is totale kosten.
  • Hoe bereken je de totale winst? 
  • Totale winst = Totale omzet - totale kosten

Slide 23 - Slide

Herhaling lesstof voor opdracht 13
Hoe bereken je de winst?
Stel:     TK = 3Q + € 10, 
             TO = P * Q
             P = € 50
Wat is de winst als er 20 producten worden verkocht?
  • TO = Totale omzet is € 50 * 20 = € 1000
  • TK= Totale kosten zijn (3 * 20) + 10 = € 70
  • Totale winst = TO - TK = € 1000 - € 70 = € 930

Slide 24 - Slide

Aan de slag!
Je gaat huiswerk maken in de les!
Wat
Lezen: Hfdst. 6 Par 3, Blz. 188 t/m 192 
Maken: opdrachten 6 t/m 13
Hoe?
1. De eerste 10 minuten ga je in stilte en zelfstandig de opdrachten maken. 
2. Na 10 minuten kun je overleggen met degene die naast je zit. 
Tijd?
Tot ongeveer 10:30 uur.
Hulp?
Kijk in het boek, vraag je buurman of buurvrouw of steek je vinger op. Je praat dan zachtjes.
Opbrengst?
Je oefent met de lesstof van hoofdstuk 6.
Ben je eerder klaar?
Dan ga je zachtjes aan het werk voor een ander vak.
timer
10:00

Slide 25 - Slide

Quiz
Je maakt de vragen zelfstandig, 
zonder overleg met andere leerlingen!

Slide 26 - Slide

collectieve goederen..
A
zijn goederen die voor de overheid gratis zijn
B
zijn goederen die voor collectieve groepen zijn
C
zijn goederen die voor iedereen gratis te gebruiken zijn
D
zijn goederen waar accijns op zit

Slide 27 - Quiz

De overheid geeft subsidie om positief gedrag te stimuleren. Wat is géén voorbeeld van subsidie?
A
Voorlichting geven over gezond leven.
B
Isolatie van een woning.
C
Technologische innovatie voor bedrijven.
D
Omscholing naar tekortberoepen.

Slide 28 - Quiz

De belangrijkste doelstelling van een accijns is dat de ...
A
prijs stijgt
B
hoeveelheid daalt
C
winst daalt
D
overheidsinkomsten stijgen

Slide 29 - Quiz


Accijns gaat naar ...
A
De gemeente
B
De overheid
C
Het rijk
D
Alle drie

Slide 30 - Quiz

Wat zijn collectieve goederen?
Er zijn meerdere antwoorden goed.
A
straat verlichting
B
fietspaden
C
auto
D
boten

Slide 31 - Quiz

In een krantenartikel staat dat de accijns op tabak wordt verhoogd.
Wat is accijns?
A
een soort loonbelasting
B
Een prijsverhoging voor meer winst
C
een extra belasting op ongezonde producten
D
Dat is de korting op een pakje sigaretten

Slide 32 - Quiz

Wat betekent de subsidie?
De sportclub krijgt subsidie
A
het geld dat je krijgt van de overheid om een project uit te voeren
B
het geld dat je krijgt van scholen om eten te kunnen regelen
C
het geld dat je krijgt van mensen om een project te bezoeken

Slide 33 - Quiz

Voor wie zijn de collectieve goederen bestemd?
A
alle burgers
B
ambtenaren
C
rijksoverheid
D
Rijk, Provincie, Gemeente

Slide 34 - Quiz

Wat is subsidie?

Subsidie...
A
is een bijdrage van de overheid
B
is hetzelfde als accijns
C
moet je betalen aan de overheid
D
maken producten duurder

Slide 35 - Quiz

Kunnen individuele goederen ook collectieve goederen zijn?
A
Nee, collectieve goederen zijn altijd publiekelijk toegankelijk.
B
Nee, individuele goederen zijn altijd voor persoonlijk gebruik.
C
Ja, als ze door meerdere mensen worden gebruikt.
D
Ja, maar alleen als ze door bedrijven worden gebruikt.

Slide 36 - Quiz

Wat is een kenmerk van collectieve goederen?
A
komen alleen tot stand door drang van de overheid
B
men kan een individuele prijs vragen
C
niet-uitsluitbaar
D
rivaliserend

Slide 37 - Quiz

In de volgende les wil ik graag:
uitleg over / opdrachten maken over...

Slide 38 - Open question

Slide 39 - Slide