WS - H5 - overdrijving en ironie

Startopdracht
Maak de Filippine alleen en in stilte.

Schrijf het woord dat eruit komt onderaan het blad.

Als je eerder klaar bent, ga je lezen in je leesboek.

timer
6:00
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Startopdracht
Maak de Filippine alleen en in stilte.

Schrijf het woord dat eruit komt onderaan het blad.

Als je eerder klaar bent, ga je lezen in je leesboek.

timer
6:00

Slide 1 - Slide

LESDOEL VANDAAG
Over overdrijving en ironie
Je kunt ironie en overdrijving herkennen;
Ironie en overdrijvingen komen veel voor in zakelijke teksten. Het is belangrijk dat je deze herkent, zodat je snapt wat het doel van de schrijver is.

Slide 2 - Slide

programma van vandaag
  • (Huiswerk) opdrachten nakijken van vorige les(sen) 10 min.
  • Wisbordvragen nieuwe paragraaf (H5) 5-10 minuten
  • Samenwerken op fluistertoon (Deel 1) 10 minuten
  • Pauze
  • Lezen in je leesboek
  • Zelfstandig werken (Deel 2) 10 minuten in stilte
  • Huiswerk volgende les + inhalen toets vrijdag 15.3.2024

Slide 3 - Slide

Opdrachten nakijken
1. Opdrachten van Nieuwsbegrip Joost Klein (sleutelvragen + begrippen)
2. A3-vel nieuwe methode
3. Tekst: Joost Klein - Eurovisiesongfestival

Slide 4 - Slide

Video-uitleg
Schrijvers maken soms gebruik van taalmiddelen om hun teksten afwisselender en aantrekkelijker te maken. Ze kunnen daarvoor gebruikmaken van overdrijvingen en ironie.
Bekijk de uitleg op blz. 130 (H5: overdrijving en ironie)

Slide 5 - Slide


Welk taalmiddel is gebruikt in deze zin?
Dat heb je handig gedaan! De hele tafel zit onder de groene verf.
A
overdrijving
B
ironie

Slide 6 - Quiz


Welk taalmiddel is gebruikt in deze zin?
Bastiaans achtertuin is niet veel groter dan een postzegel.
A
overdrijving
B
ironie

Slide 7 - Quiz


Bastiaans achtertuin is niet veel groter dan een postzegel.
Aan welk woord herken je de overdrijving? Noteer dat woord.

Slide 8 - Open question


Welk taalmiddel is gebruikt in deze zin?
Ook al was het zomer, ik bevroor in het zwembad.
A
overdrijving
B
ironie

Slide 9 - Quiz


Ook al was het zomer, ik bevroor in het zwembad.
Aan welk woord herken je de overdrijving? Noteer dat woord.

Slide 10 - Open question


Welk taalmiddel is gebruikt in deze zin?
Leuke jongen ben jij: eerst breek je die vaas en dan lieg je erover.
A
overdrijving
B
ironie

Slide 11 - Quiz


Leuke jongen ben jij: eerst breek je die vaas en dan lieg je erover!
Aan welk woord herken je de ironie? Noteer dat woord.

Slide 12 - Open question

Samenwerken op fluistertoon
Werk verder aan de opdrachten van woordenschat H5.
Maak opdr 2, 3, 4 en 5. 
Zorg ervoor dat je ook de woorden en uitdrukkingen kent.



Minimale eis: Opdracht 2 = na 10 minuten af!

timer
10:00

Slide 13 - Slide

Huiswerk volgende les
Volgende week maandag 18 maart: 

M. Je hebt de opdrachten 2-6 af op blz. 130-131 over overdrijving en ironie.

Slide 14 - Slide


Dat heb je handig gedaan! De hele tafel zit onder de groene verf.
Aan welk woord herken je de ironie? Noteer dat woord.

Slide 15 - Open question