Haarlem B1 26 september

Code+ deel 3
Taak 5.2 en 5.3
1 / 40
next
Slide 1: Slide
NT2MBOStudiejaar 4

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Code+ deel 3
Taak 5.2 en 5.3

Slide 1 - Slide

Klara doet sambal op haar brood. Dat vind ik ....................
A
sowieso
B
vreemd
C
wel eens
D
enorm

Slide 2 - Quiz

Bij de kassa moet je gewoon op je ................. wachten.
A
keur
B
pech
C
beurt
D
super

Slide 3 - Quiz

Wat een ......................! Sommige kinderen zeggen dat ze moe zijn van het spelen.
A
regio
B
afstand
C
kracht
D
gezeur

Slide 4 - Quiz

De industrie rondom Rotterdam veroorzaakt veel ......................
A
reparatie
B
opstellen
C
vervuiling
D
beloven

Slide 5 - Quiz

Als de skilift helemaal boven is geweest, ............ hij direct .............
A
gaat, terug
B
gaat, ketting
C
start, voertuig
D
start, afstand

Slide 6 - Quiz

Nadat het ongeluk gebeurde was de politie binnen 5 minuten ........................
A
wegenwacht
B
ter plekke
C
liften
D
herstelt

Slide 7 - Quiz

Ze kijkt haar baas woedend aan. Als ...................... konden doden?!
A
onderhoud
B
ellende
C
pech
D
blikken

Slide 8 - Quiz

Wanneer willen jullie ........................ naar school?
A
teruggaan
B
tegenkomen
C
maken
D
brengen

Slide 9 - Quiz

Nijlpaarden en olifanten hebben dikke ..................
A
bilen
B
billen
C
bils
D
bills

Slide 10 - Quiz

....................... tussen Amsterdam en Genève is ongeveer 1000 kilometer.
A
Starten
B
De afstand
C
De automobilist
D
De bestemming

Slide 11 - Quiz

De zomer is extreem warm, wat ................ wel vaker voorkomt de laatse jaren.
A
ellende
B
overigens
C
prettig
D
pech

Slide 12 - Quiz

Mijn auto is kapot! Kan ik met jou mee................... naar huis?
A
doen
B
keuren
C
liften
D
passagier

Slide 13 - Quiz

De jonge moeder en de baby blijven nog een dag in het ziekenhuis om te ....................
A
overigens
B
aankleden
C
plekke
D
herstellen

Slide 14 - Quiz

Onze nieuwe buren zijn aardig. We hebben een .................. contact.
A
prettig
B
enorm
C
kracht
D
blik

Slide 15 - Quiz

Het is ........ beter om de dokter te bellen wanneer je een oorontsteking hebt.
A
beloofd
B
even
C
sowieso
D
pech

Slide 16 - Quiz

Meervoud

Slide 17 - Slide

Het meervoud van het touw is .....................

Slide 18 - Open question

Het meervoud van de brief is .....................

Slide 19 - Open question

Het meervoud van de baby is .....................

Slide 20 - Open question

Het meervoud van het mausoleum is .....................

Slide 21 - Open question

Het meervoud van de bosbes is .....................

Slide 22 - Open question

Het meervoud van de kudde is .....................

Slide 23 - Open question

Het meervoud van de bodem is .....................

Slide 24 - Open question

Het meervoud van de paraplu is .....................

Slide 25 - Open question

Het meervoud van de biograaf is .....................

Slide 26 - Open question




Werkwoorden van transport

Slide 27 - Slide

Waar .................. jullie gisteren naartoe gefietst?

Slide 28 - Open question

We ....................over de heide gelopen met de hond.

Slide 29 - Open question

Vanaf welk spoor ....................... de trein vertrokken?

Slide 30 - Open question

Frans ..................... vanmorgen een uur in de file gereden.

Slide 31 - Open question

...................... jij naar Leeuwarden geschaatst?

Slide 32 - Open question

Ik ...................... door de tunnel naar het hotel gelopen.

Slide 33 - Open question

Linda ................... deze zomer veel gefietst.

Slide 34 - Open question

De volgorde van de zin

Slide 35 - Slide

Ik ga op de fiets nu naar het werk.
A
goed
B
fout

Slide 36 - Quiz

Toen vol trots stond de voetballer op het podium.
A
Goed
B
Fout

Slide 37 - Quiz

Waarom gaat Hannah op vakantie zonder geld elke keer?
A
goed
B
fout

Slide 38 - Quiz

Ze ging twee weken geleden met tegenzin naar de tandarts.
A
goed
B
fout

Slide 39 - Quiz

Gisteren liep het konijn springend door onze tuin.
A
goed
B
fout

Slide 40 - Quiz