Handel 6.6 en 6.7

Afrekenen en inpakken
1 / 27
next
Slide 1: Slide
HandelMBOStudiejaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Afrekenen en inpakken

Slide 1 - Slide

Hoe voel jij je vandaag?
A
B
C

Slide 2 - Quiz

Herhaling

Slide 3 - Slide

Welke kassa zie je hier?
A
Computer kassa
B
Handmatige kassa

Slide 4 - Quiz

Welke kassa zie je hier?
A
Computer kassa
B
Handmatige kassa

Slide 5 - Quiz

Welke kassa is er op jouw stage?
A
Handmatige kassa
B
Computer kassa met scanner
C
Computerkassa met plu-code
D
Weet ik niet

Slide 6 - Quiz

Waarvoor wordt een kassa gebruikt?

Slide 7 - Mind map

Berekenen hoeveel geld een klant moet betalen
A
Registratiefunctie
B
Informatiefunctie
C
Rekenfunctie
D
Bestelfunctie

Slide 8 - Quiz

Geld veilig bewaren
A
Registratiefunctie
B
Bewaarfunctie
C
Controlefunctie
D
Rekenfunctie

Slide 9 - Quiz

Controleren op een eventueel kasverschil
A
Informatiefunctie
B
Bestelfunctie
C
Spaarfunctie
D
Controlefunctie

Slide 10 - Quiz

Aangeven hoeveel dagomzet er is
A
Informatiefunctie
B
Registratiefunctie
C
Controlefunctie
D
Bewaarfunctie

Slide 11 - Quiz

Bijhouden hoeveel artikelen er zijn verkocht
A
Bestelfunctei
B
Registratiefunctie
C
Informatiefunctie
D
Controlefunctie

Slide 12 - Quiz

Afrekenen en inpakken

Slide 13 - Slide

Wat is er belangrijk als een klant gaat afrekenen?

Slide 14 - Open question

Belangrijk bij het afrekenen
  • Een klant niet te lang hoeft te wachten;
  • Het totaalbedrag klopt;
  • Het bedrag dat wordt betaald en het wisselgeld dat je teruggeeft klopt.

Slide 15 - Slide

Fouten bij het afrekenen
  • Een artikel te veel of te weinig scannen.
  • Te veel of te weinig wisselgeld teruggeven.

Slide 16 - Slide

Op welke manier betaal jij het liefst?
A
Pinnen
B
Contant

Slide 17 - Quiz

Pinnen
Bij sommige kassasystemen moet je het bedrag intoetsen.
Bij veel kassasystemen gaat dat automatisch.

Slide 18 - Slide

Contant
Volg de volgende stappen:
  1. Rond het bedrag af.
  2. Ontvang het geld.
  3. Bereken het wisselgeld.
  4. Geef het wisselgeld.

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Rond het volgende bedrag af:
€4,74

Slide 21 - Open question

Rond het volgende bedrag af:
€8,68

Slide 22 - Open question

Rond het volgende bedrag af:
€12,02

Slide 23 - Open question

Rond het volgende bedrag af:
€4,97

Slide 24 - Open question

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Aan de slag
Maak alle opdrachten uit hoofdstuk 6

Volgende week maandag een toets over hoofdstuk 6

Slide 27 - Slide