Herhaling woordsoorten 2tl

10 min lezen
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

10 min lezen

Slide 1 - Slide

De grote herhalingsquiz!
Weet jij nog welke woordsoorten er allemaal zijn?
Of ben jij beter in zinsdelen?
De Grote Herhalingsquiz!
Wat weet jij van woordsoorten?

Slide 2 - Slide

Ik scoor een 10 op deze herhalingsquiz!

Slide 3 - Poll

Welk woord is een bijvoeglijk naamwoord:

A
zodat
B
de
C
grote
D
ledikant

Slide 4 - Quiz

Wat is het vr.vnw in de volgende zin:
Rex vraagt aan Roos wat zij vandaag gedaan heeft.
A
vraagt
B
aan
C
wat
D
heeft

Slide 5 - Quiz

Wat is het bez.vnw in deze zin:
Heb jij per ongeluk zijn pen gepakt?
A
jij
B
per ongeluk
C
zijn
D
gepakt

Slide 6 - Quiz

Wat is het pers.vnw in deze zin:
In het weekend gaat hij naar een festival.
A
In
B
weekend
C
hij
D
festival

Slide 7 - Quiz

Welk vw staat in de volgende zin:
Eet jij liever lasagne of pizza?
A
eet
B
jij
C
liever
D
of

Slide 8 - Quiz

Welk woord is een vragend voornaamwoord?
A
Wanneer
B
Welke
C
Hoe
D
Deze

Slide 9 - Quiz

Welk woorden zijn werkwoorden in deze zin:
Ik heb mij ziek gemeld.
A
Ik heb
B
heb ziek
C
mij gemeld
D
heb gemeld

Slide 10 - Quiz

Welk voegwoord staat in deze zin:
Nadat de trein was vertrokken, zag Elise dat ze haar tas in de trein had laten liggen.
A
Nadat
B
zag
C
dat
D
laten

Slide 11 - Quiz

Wat is het aanw.vnw in de volgende zin:
Is het dat meisje nog gelukt de toets in te halen?
A
het
B
dat
C
gelukt
D
in

Slide 12 - Quiz

Welk woord is een zn in deze zin:
Mijn boek is uit.
A
Mijn
B
boek
C
is
D
uit

Slide 13 - Quiz

Welk woord is een voorzetsel?
Toen hij in het water sprong, maakte hij een mooie duik.
A
Toen
B
in
C
een
D
duik

Slide 14 - Quiz

Welke is een persoonlijk voornaamwoord?
A
Eric
B
jij
C
een
D
zwemmen

Slide 15 - Quiz

Wat is het aanw.vnw in de volgende zin:
Hij vond dit het mooiste cadeau.
A
dit
B
het
C
mooiste
D
cadeau

Slide 16 - Quiz

Hoeveel lidwoorden zie ik in deze zin:
Op de markt liep ik met een tas naar het kraampje met snoepgoed.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 17 - Quiz

Wat is een bezittelijk voornaamwoord?
A
ik
B
op
C
rechter
D
haar

Slide 18 - Quiz

Wat is het vr.vnw in de volgende zin:
Wie gaat er mee naar de Nederlandse les?
A
Wie
B
mee
C
naar
D
de

Slide 19 - Quiz

Welk vw staat in de volgende zin:
Ben jij aan het gamen, terwijl je eigenlijk moet opletten?
A
aan
B
terwijl
C
eigenlijk
D
moet

Slide 20 - Quiz

Ik scoor een voldoende op de toets!

Slide 21 - Poll

Aan de slag
Je mag kiezen hoe je de rest van je tijd besteedt:
1. Online maken §11 ZD mixopdrachten
2. Online oefenen specifiek onderdeel. Ga hiervoor naar de paragraaf en klik niet op Start, maar rechts op Trainen.
3. Oefenen met opdrachten in je boek.

Heb je nog vragen over zinsdelen, stel ze nu!

Slide 22 - Slide