Lezen H1 (1)


Vak: Nederlands
Onderdeel: Lezen H1 (1)
Docent: mevrouw K. van Zaalen
BLOK 1
BLOK 2
BLOK 3
BLOK 4

Lezen en Luisteren & Kijken
Centraal Examen
Lezen en Luisteren & Kijken
Instellingsexamen
Schrijven
Instellingsexamen
Spreken en gesprekken
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1-4

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 240 min

Items in this lesson


Vak: Nederlands
Onderdeel: Lezen H1 (1)
Docent: mevrouw K. van Zaalen
BLOK 1
BLOK 2
BLOK 3
BLOK 4

Lezen en Luisteren & Kijken
Centraal Examen
Lezen en Luisteren & Kijken
Instellingsexamen
Schrijven
Instellingsexamen
Spreken en gesprekken

Slide 1 - Slide

Lezen H1


Groep: PBSD 

Vak: Nederlands blok 1

Docent: mevrouw K. van Zaalen

Les 1
Les 2
Les 3
Les 4
Les 5
Les 6
Les 7
Les 8
Les 9
Les 10
Inleiding
Lezen H1
Lezen H2
Toets
Lezen H3
Lezen H4
Toets
L&K H1
L&K H2
Toets
 Tijd
Lesfase
Wat gaan we doen?
  9:00 uur - 10:00 uur
Kennismaken 
Kennismaken met het vak Nederlands
10:00 uur - 10:45 uur 
Kennis activeren
Uitleg Lezen H1.1
10:45 uur - 11:15 uur 
Pauze
11:15 uur - 12:00 uur
Kennis trainen
Maken opdrachten Lezen H1.1
12:00 uur - 12:30 uur
Kennis checken
Nakijken opdrachten H1.1
12:30 uur - 13:00 uur
Afsluiten van de les
Korte nabespreking, herhalen leerdoelen en uitloggen

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Link


In 15 maanden je examen Nederlands halen: hoe pak je dat aan?
  1. Bestel vandaag nog je boeken en licentie!
  2. Werk doelgericht en zelfstandig.
  3. Blijf bij! Stilstand is achteruitgang.

Slide 4 - Slide


Stap 1: Bestel je boeken en licentie
  • Klik op deze LINK
  • Bestel je boeken en licentie
  • Betaal je boeken en licentie
  • Je leerwerkboeken ontvang je binnen 3-5 werkdagen via de post
  • Je activeringscode ontvang je binnen 2-3 werkdagen via de mail

Slide 5 - Slide


Stap 2: Activeer je licentie
  • Klik op de volgende LINK
  • Klik op Account aanmaken
  • Klik op Leerling/student
  • Maak je account aan 
  • Klik op Invoeren activeringscode
  • Voer de activeringscode uit je mail in
  • Je hebt nu toegang tot Nu Nederlands online
  • Voeg jezelf toe aan je klas op het Maas College

Slide 6 - Slide


Stap 3: Registreer je in LessonUp
  • Klik op de volgende LINK
  • Klik op Registreren
  • Klik op Ik ben leerling
  • Registeer je met je school-email
  • Gebruik daarbij je volledige naam
  • Typ de klassencode vdxev in

Slide 7 - Slide

Lees de uitleg en bestudeer het voorbeeld bij
Lezen paragraaf 1.1 van NU Nederlands boek A
 

Leerdoelen


  • Ik herken het onderwerp van een tekst
  • Ik herken de hoofdgedachte van een tekst



Extra
De uitleg en het voorbeeld bij paragraaf 1.1 vind je online en op bladzijde 8 van Leerwerkboek A van NU Nederlands. In iedere paragraaf is de uitleg geel gekleurd. 

Slide 8 - Slide


Waarom moet je dit weten of kunnen?

Als professional binnen jouw werkveld wordt er van je verwacht dat je midden in de maatschappij staat. Je bent vaak in gesprek, maar er komt ook geschreven informatie op je af. Je moet dus snel kunnen bepalen wat het onderwerp van een tekst is en of dat onderwerp voor jou van professioneel belang is.


Slide 9 - Slide


Lees de Uitleg bij Lezen paragraaf 1.1 van NU Nederlands boek A
Aanpak
  • Lees de tekst heel precies.
  • Kijk dan naar de vetgedrukte begrippen.
  • Beschrijf in je eigen woorden wat ze
     betekenen.

Controle
  • Snap ik waar de uitleg over gaat?
  • Kan ik in eigen woorden uitleggen wat de
     vetgedrukte begrippen betekenen?

Slide 10 - Slide


Bestudeer het voorbeeld bij Lezen H1.1 van NU Nederlands boek A 
Aanpak
  • Kijk eerst naar de titel, de lead en de
     vetgedrukte en onderstreepte tekst.
  • Lees daarna de voorbeeldtekst. 

Controle
  • Kan ik in eigen woorden uitleggen waar
     het in het voorbeeldtekst over gaat?
  • Begrijp ik voorbeeld 1, 2 en 3? 

Slide 11 - Slide


Opdracht 1 Kies uit: het onderwerp of de hoofdgedachte.
Iedere tekst gaat ergens over. Schrijvers schrijven immers niet zomaar iets. Zij laten zich daarbij vaak inspireren door iets wat in de samenleving gebeurt. Ze zien of horen iets en willen hun gedachten of gevoelens daarover met anderen delen.

Goede schrijvers kondigen in de inleiding van de tekst .... (1) aan. Lezers weten daardoor snel waar de tekst over gaat en kunnen dan zelf bepalen of zij de tekst verder willen lezen.

Aan het eind van de tekst willen schrijvers dat lezers hun gedachten en gevoelens over het onderwerp onthouden. Dat is hun belangrijkste doel. Deze gedachten en gevoelens kan je samenvatten in één zin, die we .... (2) van een tekst noemen.  
Noteer
Schrijf de antwoorden van deze opdracht in je schrift of in je (online) notitieblok. Je hebt ze nodig bij de volgende opdracht!

Slide 12 - Slide


Opdracht 1 Uitwerkingen
Iedere tekst gaat ergens over. Schrijvers schrijven immers niet zomaar iets. Zij laten zich daarbij vaak inspireren door iets wat in de samenleving gebeurt. Ze zien of horen iets en willen hun gedachten of gevoelens daarover met anderen delen.

Goede schrijvers kondigen in de inleiding van de tekst 1. het onderwerp aan. Lezers weten dan snel waar de tekst over gaat en kunnen zelf bepalen of zij de tekst verder willen lezen.

Aan het eind van de tekst willen schrijvers dat de lezers hun gedachten en gevoelens over het onderwerp onthouden. Dat is hun belangrijkste doel. Deze gedachten en gevoelens kan je samenvatten in één zin, die we 2. de hoofdgedachte van een tekst noemen.  

Slide 13 - Slide


Oefentekst 1: Anna

Van buiten lijkt het een normaal gezin, maar achter de schermen is er bij de familie Nelson nogal wat aan de hand. Moeder Anna werkt 's nachts als verpleeghulp en staat er thuis in de zorg om haar vier zonen eigenlijk alleen voor. De oudste jongens van 14 en 16 jaar zijn aan het puberen en ze hebben hun vader hard nodig, maar die drinkt veel en slaapt het grootste deel van de dag. Als hij zich met de opvoeding bemoeit, doet hij dat vaak met zijn handen. Anna koopt haar schuldgevoel af met fastfood en snoepgoed. Zelfs haar zonen van 7 en 9 jaar kampen daarom nu al met een flink overgewicht. Anna weet dat er in haar gezin iets moet veranderen, maar ze heeft geen idee waar ze moet beginnen.    
Voorlezen

Slide 14 - Slide





1. Welk onderwerp past het best bij de voorgaande tekst?
Uitleg
Antwoord A is kort en volledig. Antwoorden B en D zijn te specifiek en antwoord C is een zin. Een zin is nooit een onderwerp!
A
Gezinsproblematiek
B
Drankproblematiek
C
In sommige gezinnen zijn er veel problemen.
D
Overgewicht

Slide 15 - Quiz





2. Wat betekent 'ergens mee kampen'?
A
Dat je ergens last van hebt.
B
Dat je ergens een hekel aan hebt.
C
Dat je ergens stress over hebt.
D
Dat je ergens ruzie over hebt.

Slide 16 - Quiz


Oefentekst 2: Jordi

In Nederland hebben 7.000 kinderen en jongeren tot 20 jaar diabetes type 1. Elk jaar stijgt dat aantal met ongeveer 3,8%. Dat blijkt uit een groot onderzoek onder kinderen en jongeren van 0 tot en met 19 jaar tussen 1998 en 2011 (Diabetesfonds, 2020). 

De elfjarige Jordi is één van die jongeren. Van de ene op de andere dag had hij vaak dorst en moest hij veel plassen. Hij at goed, maar verloor toch veel gewicht. Ook was hij erg moe en had hij continu spierpijn. Zijn ouders dachten eerst dat Jordi te veel sportte, maar toen hij ook wazig ging zien, trokken ze aan de bel. De huisarts constateerde dat Jordi diabetes had. Het leven van Jordi veranderde daarmee op slag. Met hulp van zijn persoonlijke begeleider leert hij nu op zijn eigen tempo omgaan met een leven met diabetes.
Voorlezen

Slide 17 - Slide





3. Welk onderwerp past het best bij de voorgaande tekst?
Uitleg
Antwoord B is kort en volledig. Antwoorden A is te algemeen, antwoord C te specifiek en antwoord D is een zin. Een zin is nooit een onderwerp!
A
Diabetes type 1
B
Diabetes type 1 bij kinderen en jongeren
C
Jordi
D
Leven met diabetes is niet eenvoudig.

Slide 18 - Quiz




4. Een tekst bestaat vaak uit meerdere alinea's.
Wat is een alinea?
A
Een alinea is een deel van een tekst dat tussen twee witregels staat.
B
Een alinea is een deel van een tekst dat bestaat uit twee of drie zinnen.
C
Een alinea is een deel van een tekst dat het onderwerp beschrijft.
D
Ik weet niet precies wat een alinea is.

Slide 19 - Quiz





5. Uit hoeveel alinea's bestaat de bovenstaande tekst?
Uitleg
De tekst bestaat uit twee tekstdelen (alinea's) die worden gescheiden door één witregel. Antwoord B is dus het correcte antwoord.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 20 - Quiz

timer
30:00

Slide 21 - Slide


Aan het werk
  • Lees tekst 2 van H1.1 van Nu Nederlands (online)
  • Maak vraag 1 t/m 6 van opdracht 2
  • Lees tekst 3 van H1.1 van Nu Nederlands (online)
  • Maak vraag 1 t/m 10 van opdracht 3
  • Meld je om 12:00 uur voor de nabespreking!
timer
45:00

Slide 22 - Slide


Antwoorden opdracht 2
  1. Niet de hele tekst gaat over de 'zeebodem' (dan zou de tekst informatie geven over ondergrond, planten, koralen (enz.) en/of: de tekst gaat over groenteteelt op zeebodem.
  2. Groenteteelt op zeebodem.
  3. Een Italiaans familiebedrijf kweekt groente op de bodem van de Middellandse Zee. Of: Italiaans experiment toont aan dat je groente op de zeebodem kunt kweken.
  4. D
  5. C
  6. (1) hoge luchtvochtigheid 
     (2) lucht is rijk aan CO2
     (3) de temperatuur is constant
     (4) geen ongedierte

Slide 23 - Slide


Antwoorden opdracht 3
  1. C
  2. Facebook-baas Mark Zuckerberg droomt van toekomst waarin mensen elkaars gedachten kunnen lezen.
  3. Van een vraag- en antwoordsessie van Zuckerberg met Facebookvolgers of Facebook-aficionado's 
  4. A, tussen negatief en positief, namelijk: negatief is het een privacynachtmerrie, positief zijn de zonnige kanten die Zuckerberg ziet. 
  5. Elkaars gedachten kunnen lezen. 
  6. Neutraal: de tekst bevat veel neutrale info, en de schrijver belicht voor- en nadelen van Zuckerbergs ideeën. Of: Een beetje negatief: De schrijver doet niet alleen neutraal verslag van de bijeenkomst, maar door de opmerking over een mogelijke privacynachtmerrie geeft hij aan ook kritisch te zijn. 

Slide 24 - Slide


Heb je je leerdoelen gehaald?

Leerdoelen

  • Ik herken het onderwerp van een tekst
  • Ik herken de hoofdgedachte van een tekst


Extra
Heb je nog niet alle leerdoelen behaald? Geen probleem! Je kan online extra oefeningen maken!

Slide 25 - Slide



Dit was je eerste les Nederlands.

Wat vond je van deze les?
A
Ik vond de kwaliteit van de les uitstekend.
B
Ik vond de kwaliteit van de les goed.
C
Ik vond de kwaliteit van de les voldoende.
D
Ik vond de kwaliteit van de les matig.

Slide 26 - Quiz





Wat vond je van het niveau van deze les?
A
Ik vond het niveau van de les te hoog.
B
Ik vond het niveau van de les goed.
C
Ik vond het niveau van de les te laag.
D
Ik weet het niet.

Slide 27 - Quiz


Als je nog vragen of opmerkingen hebt,
kan je die hier kwijt.

Slide 28 - Open question