This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
grooteenheden
Slide 1 - Slide
Doelen van de les:
grooteenheden
(omtrek - oppervlakte - inhoud)
referentiematen (om schattingen te kunnen doen)
vuistregels (rekenregels maar niet vaststaand)
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Wat gaan we vandaag doen
Hoe zat het ook alweer?
1 m = 10 dm = 100 cm= 1000 mm
1 km = 1000 m
dus 1km = 1000 000 mm
Slide 4 - Slide
Weten we het nog??
Slide 5 - Slide
De rolmaat geeft 4,3 dm aan. Hoeveel centimeter is dat?
A
430
B
43
C
4,3
D
4300
Slide 6 - Quiz
Het is 2,2 km naar de sporthal. Hoeveel meter moet ik fietsen?
A
22000
B
2,2
C
22
D
2200
Slide 7 - Quiz
Welke formule is/zijn mogelijk bij de omtrek?
A
Lengte + breedte
B
Lengte + breedte x 2
C
Lengte x breedte
D
Lengte+breedte+lengte+breedte
Slide 8 - Quiz
Alle zijden zijn even lang. Wat is de omtrek in cm?
A
120 mm
B
210 mm
C
12 cm
D
21 cm
Slide 9 - Quiz
Rond een weiland loopt een sloot. Het weiland is 189,5m breed en 405m lang. Hoeveel km is de sloot om het weiland? Rond af op 1 decimaal. (laat ook je berekening zien)
Slide 10 - Open question
Even voor jezelf
Wat is de
omtrek?
Geef
antwoord
in cm...
Slide 11 - Slide
Dan gaan we aan de slag
Instaptoets als je wilt weten of je verkorte route kunt
vanaf 1.2 regulier om aan het werk te gaan
Gemengde opdrachten? te makkelijk? stap dan over naar niveau 4
Slide 12 - Slide
Vragen?
VRAGEN?
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Video
Stel: Je plaatst een hek om de tuin. Hebben we hier te maken met de omtrek of oppervlakte?
A
Omtrek
B
Oppervlakte
Slide 15 - Quiz
Wat is de omtrek?
Je kan ergens omheen meten! Oftewel, OMHEEN lopen
Voorbeelden in je huis
Slide 16 - Slide
Formule OMTREK:
lengte+breedte+lengte+breedte= omtrek
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Omtrek betekent
A
De omtrek bepaalt bijvoorbeeld hoeveel mest je nodig hebt
B
De omtrek van een tuin bepaalt hoe lang het hek is dat je eromheen kunt zetten