Grooteenheden niveau 2 deel 1 nov. 2023

metriek stelsel enzo..
1 / 20
next
Slide 1: Slide
RekenenMBOStudiejaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

metriek stelsel enzo..

Slide 1 - Slide

Doelen van de les:

  • omtrek 
  • oppervlakte 
  • inhoud
  • ruimtelijke figuren

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Lengte

Slide 4 - Slide

lente ,oppervlakte, omtrek
  • Oppervlakte -> lengte x breedte
    (m, dm, cm, mm, etc.) -> iedere stap x10 of : door 10

  • Omtrek -> lengte + breedte + lengte + breedt of 2x lengte + 2x breedte
    (m2, dm2, cm2, mm2, etc.) -> iedere stap x 100 of : door 100

  • Inhoud -> lengte x breedte x hoogte
    (m3, dm3, cm3, mm3, etc.) -> iedere stap x 1000 of : door 1000

Slide 5 - Slide

Hoe zat het ook alweer?
  • 1 m = 10 dm = 100 cm= 1000 mm

  • 1 km = 1000 m of 1 kl = 1000 l

  • 1 km = 1000 000 mm

  • 1 kg = 1000 g =10000 dg

Slide 6 - Slide


Iedere tegel is 50 cmx 50 cm 
Wat is de omtrek van dit figuur?
Wat is de oppervlakte van dit figuur?

Slide 7 - Slide

Weten we het nog?

Slide 8 - Slide

De rolmaat geeft de breedte van een baan behang: 4,3 dm
Hoeveel centimeter is dat? Hoeveel meter zijn 8 banen
A
430 cm
B
43cm
C
4,3 cm
D
4300cm

Slide 9 - Quiz

De rolmaat geeft de breedte van een baan behang: 4,3 dm
Hoeveel meter is dat?

A
43 m
B
430 m
C
0,43 m
D
0,043 m

Slide 10 - Quiz

- De rolmaat geeft de breedte van een
baan behang: 4,3 dm
- Hoeveel meter is dat?
(antwoord van de vorige vraag) 0,43m

- Hoeveel meter zijn 8 banen
A
34,4 m
B
3,44 m
C
34,4 m
D
3,44 m

Slide 11 - Quiz

Het is 2,2 km naar de sporthal.
Hoeveel meter moet ik fietsen?
A
22000 m
B
2,2 m
C
22 m
D
2200 m

Slide 12 - Quiz

Welke formules zijn mogelijk bij de omtrek?
A
Lengte + breedte
B
2x Lengte + 2x breedte
C
Lengte x breedte
D
Lengte+breedte+lengte+breedte

Slide 13 - Quiz

Rond een weiland loopt een sloot. Het weiland is 189,5m breed en 405m lang. Hoeveel km is de sloot om het weiland?
Rond af op 1 decimaal.
(laat ook je berekening zien)

Slide 14 - Open question


De aarbeien wegen 80 gram de druiven 0,2 kg? Welke uitspraak klopt?
A
80 gr+20 gr= 100 gram = 0,10kg
B
80 gr + 200 gr = 2,8 kg
C
80 gr + 200 gr = 280 gr = 0,28 kg
D
0,8 kg + 0,2 kg = 0,10 kg

Slide 15 - Quiz

Floortje koopt 9 trosjes druiven (350 gram) Hoeveel kg koopt zij?
(laat je berekening zien)

Slide 16 - Open question

Dan gaan we aan de slag
1e jaars grooteenheden
2e jaars hoofdstuk 4 metriek stelsel 

Slide 17 - Slide

Vragen?
VRAGEN?

Slide 18 - Slide

Kan een auto van 214 cm, met een dakkoffer van 1,06 m door de tunnel? Schrijf op hoe je rekent.

Slide 19 - Open question

Heb je kunnen werken tijdens zelfstandige opdrachten?

Slide 20 - Mind map