3E Mittwoch, den 7. Juni 2023 Kapitel 5

Mittwoch, den 7. Juni 2023
  • Willkommen
  • Nachsehen Aufgaben + evtl. machen
  • Ziele Unterrichtsstunde
  • Lesen
  • Planung
  • Aufgaben Woche 23
  • Zum Schluss

1 / 16
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with text slides.

Items in this lesson

Mittwoch, den 7. Juni 2023
  • Willkommen
  • Nachsehen Aufgaben + evtl. machen
  • Ziele Unterrichtsstunde
  • Lesen
  • Planung
  • Aufgaben Woche 23
  • Zum Schluss

Slide 1 - Slide

Nachsehen Aufgaben
Aufgaben Woche 22:           Aufgaben 8, 9 en 10      Seiten 58-59


Wiederholungsaufgaben:                 1, 2, 5 t/m 8 Seiten 136 + 138 + 139
          

Slide 2 - Slide

Wiederholungsaufgaben
Seiten 138 - 139
Aufgaben 6, 7 und 8
timer
1:00

Slide 3 - Slide

Ziele Unterrichtsstunde:
  • Je kunt de sterke werkwoorden met a en e in de stam in de tegenwoordige tijd gebruiken.
  • Je kent de woorden uit de Lernliste.
  • Je kunt vragen stellen en antwoord geven over de toekomst.
  • Je kunt vragen beantwoorden na het lezen van een tekst.

Slide 4 - Slide

Leestoets strategieën:
  • Voor het lezen: vorm een beeld van de tekst. Wat voor type tekst is het?
  • Lees alleen de vragen, niet de antwoorden!!
  • Tijdens het lezen: 1e tekst scimmen, 2e scannen, 3e intensief lezen.
  • De eerste en de laatste zin van een alinea geven vaak belangrijke informatie.
  • Voor het beantwoorden van vragen eerst zelf antwoord bedenken en nog niet de antwoorden lezen!!!
  • Meerkeuze vragen wegstrepen van vragen. Vaak lijken antwoorden veel op elkaar en zijn er antwoorden met klinkklare onzin.
  • Gatentekst: Lees alinea eerst globaal, daarna voor en na het 'gat'. Vertaal de zin. Wat zou je in het Nederlands invullen. Kijk daarna pas na de antwoorden. Leer signaalwoorden met hun functie uit je hoofd!
  • Let bij beweringsvragen (wel/niet vragen) op versterkende woorden zoals: gerade, häufig, immer, je, jeden Tag/Monat/.. . , völlig, ziemlich.
  • Tip: Staat er in de tekst een dubbele punt : dan volgt meestal een antwoord, ditzelfde geldt voor tekst tussen aanhalingstekens “ ” en na een tussenliggend streepje - .

Slide 5 - Slide

Examenteksten lezen

Slide 6 - Slide

Lesen   Seiten 82-84
Aufgabe 45
  • Waar gaat de tekst over? Wat voor soort tekst? 
  • Wat doe je voordat je gaat lezen?
  • In groepjes lezen en in groepjes maken.

timer
1:00

Slide 7 - Slide

Planung:
Iedere les onderdelen gezamenlijk. (uitleg/aantekeningen/nakijken/lezen)

Keuze in de les uit:
  • maken opdrachten/huiswerk
  • leren woordjes K5 ( bijv. slim stampen/blooket)
  • leren grammatica K5 (bijv. slim stampen)
  • leren zinnetjes (Sprachmittel) -> wrts zetten?!
  • lezen cito teksten + nakijken + reflectie
  • leren wrts veel voorkomende woorden (examen idioom) (link in Teams)
  • leren wrts vraagzinnen D->NL (link in Teams)

Slide 8 - Slide

Aufgaben Woche 23:
Leren Lernliste Seite 88 NL-D  + 89 D-NL helemaal
Leren Grammatik Seite 90 + aantekeningen
Leren Sprachmittel Seiten 73 + 91

Maken: 
Aufgaben Wiederholung 6, 7 und 8 Seiten 138-139

Online staat klaar:
  • slim stampen Lernliste + Grammatik Kapitel 5

In teams staat klaar:
links wrts examen idioom (8 idioom oefeningen)
link wrts veel voorkomende vraagzinnen leesteksten

Slide 9 - Slide

Zum Schluss

Slide 10 - Slide

Lesstof Kapitel 5 Zukunft:
Lernliste Seite 88 NL -> Duits
Lernliste Seite 89 Duits -> NL

Grammatik Seite 90: A Het steke werkwoord met a in de stam in de tegenwoordige tijd.
Grammatik Seite 90: B Het sterke werkwoord met een e in de stam in de tegenwoordige tijd.

Sprachmittel Seite 73 + 91:
  1. Het kunnen vertalen van zinnen in het Duits.
  2. Het antwoord kunnen geven in het Duits op een Nederlandse vraag.
  3. Van Nederlandse steekwoorden een goed lopende zin kunnen maken in het Duits.

Slide 11 - Slide

OVG-toets der- en ein-Gruppe:
Wat moet je weten/toepassen:
  • Je kent de der-groep (der, die, das, die (mv) in de 1e 3e en 4e naamval)
  • Je kent de ein-groep (ein, kein, bezittelijke vnw in de 1e 3e en 4e naamval)
  • Je kent de voorzetsels 3e naamval
  • Je kent de voorzetsels 4e naamval
  • Je weet een groot aantal werkwoorden 3e naamval (signaalwoorden)
  • Je kunt aangeven welk lidwoord correct is en waarom.

Slide 12 - Slide

Grammatik: starke Verben
Sterke werkwoorden met een e of a in de stam.

Slide 13 - Slide

Vervoegen sterke werkwoorden o.t.t.:
Bij sterke werkwoorden met een e in de stam verandert de stam bij de volgende persoonlijke vnw:
  • du/er/sie/es/man -> i   of   ie  
  • è uitspraak -> i
  • ee uitspraak -> ie

Slide 14 - Slide

Aandachtspunten:
Sterke werkwoorden met e in stam:
  1. gehen, stehen en bewegen -> geen i/ie wissel
  2. nehmen -> bij du/er/sie/es/man: h wordt m -> du nimmst/er/sie/es nimmt
  3. geben -> i niet ie
  4. treten -> bij du er/sie/es/man: uitgang anders dan bij werkwoorden met stam op d of t     treten -> i niet ie
       du trittst  
       er/sie/es/man tritt

Slide 15 - Slide

Sterke werkwoorden met a in stam
Bij sterke werkwoorden met een a in de stam verandert de stam bij de volgende persoonlijke vnw:    -> du/er/sie/es/man -> ä

Aandachtspunten:
  • bij laufen en stoßen geldt dezelfde regels als hierboven
  • bij du er/sie/es/man: uitgang anders dan bij werkwoorden met stam op
       d of t   
       du hältst                   er/sie/es/man hält

Slide 16 - Slide