Weer en klimaat 1.2

1 / 41
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Je weet welke klimaten er zijn en wat de klimaatfactoren zijn.
Je begrijpt op welke manier de klimaatfactoren het klimaat kunnen beïnvloeden.
Je kunt de ligging van de verschillende klimaten verklaren aan de hand van de klimaatfactoren.

Slide 2 - Slide

Verschillende klimaten

Slide 3 - Slide

Klimaatextremen

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Waarom zijn er verschillende klimaten?
(klimaat = het weer, gemeten over 30 jaar)

Slide 6 - Slide

Klimaatfactoren
  • Het verschil in klimaat wordt veroorzaakt door klimaatfactoren:
  1. Breedteligging: hoe verder van de evenaar, hoe kouder.
  2. Hoogteligging: hoe hoger, hoe kouder.
  3. De invloed van zee: in de zomer zorgt het water voor afkoeling en in de winter voor opwarming.
  4. De windrichting: waait de wind in Nederland uit het noorden, dan wordt het koud, en uit het zuiden warm.

Slide 7 - Slide

Breedteligging
  • Regel: hoe verder van de evenaar, hoe kouder
  • Invloed op temperatuur


Slide 8 - Slide

Breedteligging

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Hoogteligging
Regel: hoe hoger je komt, hoe kouder het wordt

  • 1000 M omhoog - 6˚C kouder

Slide 11 - Slide

Invloed van de zee
  • Water neemt energie van zonstraling op als warmte
  • Water warmt langzaam op en koelt langzaam af

Zomer - invloed van zee = afkoeling
Winter - invloed van zee = opwarming 

In de winter is de zee relatief warm en in de zomer relatief koel




Slide 12 - Slide

Lage breedte
  • Dicht bij evenaar 
  • tropisch regenwoud klimaat
  • Savanne klimaat
  • Steppe klimaat
  • Woestijn klimaat

Slide 13 - Slide

Klimaten op lage breedte
  • De breedteligging is de afstand van een plaats tot aan de evenaar.

  • Klimaten op lage breedte wil zeggen: dichtbij de evenaar. Hier heb je geen seizoenen.
  • Dit zijn klimaten, zoals: tropisch regenwoud (0º), savanne, steppe en woestijn (23,5º N.B. en Z.B.).
Lage breedte

Slide 14 - Slide

Tropisch klimaat
"Een klimaat met een maandtemperatuur boven de 18 ºC en met het hele jaar door veel regen (2000-4000 mm per jaar)."

Slide 15 - Slide

Savanneklimaat

Slide 16 - Slide

Steppeklimaat
"Klimaat met weinig neerslag (200-500 mm per jaar) en een begroeiing van gras."

Slide 17 - Slide

Woestijnklimaat
"Klimaat met meestal hoge temperaturen en vrijwel geen neerslag (< 200 mm per jaar)."

Slide 18 - Slide

Klimaten op gematigde breedte
  • Op gematigde breedte heb je seizoenen.

  • Hier liggen klimaten, zoals: landklimaat, zeeklimaat en Middellandse Zeeklimaat.
Gematigde breedte

Slide 19 - Slide

Middellandse Zeeklimaat
"Gematigd klimaat met een droge zomer en een zachte winter met neerslag."
Bijv. Zuid-Europa

Slide 20 - Slide

Gematigd zeeklimaat
"Klimaat waarin het verschil in temperatuur tussen zomer- en winter klein is (door de aanwezigheid van zee) en de neerslag het hele jaar door valt."
Bijv. NL / West-Europa

Slide 21 - Slide

Landklimaat
"Klimaat met een groot verschil tussen zomer- en wintertemperatuur."
Bijv. Rusland

Slide 22 - Slide

Klimaten op hoge breedte
  • Hoe dichter je bij de pool komt, hoe kouder het wordt. In deze klimaten zie je nauwelijks plantengroei meer.

  • Hier liggen klimaten, zoals: toendraklimaat, poolklimaat, hooggebergteklimaat.
Hoge breedte

Slide 23 - Slide

Toendraklimaat
"Klimaat waarbij zelfs in de zomer de temperatuur niet boven de 10 ºC komt."

Slide 24 - Slide

Poolklimaat
"Klimaat waarbij de temperatuur altijd onder de 0 ºC blijft."

Slide 25 - Slide

Hooggebergteklimaat
"De sneeuw- en ijsklimaat hoog in de bergen."

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Het weer:
Je meet:
  • temperatuur
  • neerslag
  • wind
  • op 1 plaats
  • op 1 moment
  • kan elk moment veranderen

Slide 28 - Slide

Het Klimaat:
Je meet:
  • het gemiddelde weer
  • over 30 jaar
  • in een groter gebied
  • kan niet snel veranderen

Slide 29 - Slide

Zelfstandig werken
Lezen brug 2
Maken: online (als dat lukt) brug 2.
Lukt het niet dan maak je de uitgedeelde vragen. 

Slide 30 - Slide

Stap 2: maak van paragraaf 1.2: opdracht 1 t/m 7

Slide 31 - Slide

Stap 2: maak van paragraaf 1.2: opdracht 1 t/m 7

Slide 32 - Slide

Sleep de klimaten naar de juiste locatie. Welk klimaat komt er voor op lage breedte, gematigde breedte en hoge breedte? 

Slide 33 - Drag question

Wat is het verschil tussen weer en klimaat?
A
Het is hetzelfde
B
Het weer is klimaat over een lange periode
C
Het klimaat is weer over lange periode
D
Het klimaat is weer over lange periode en een groter gebied

Slide 34 - Quiz

Wat hoort bij weer en wat bij klimaat? Sleep het naar de juiste plek. 
Klimaat
Weer
Gemeten over 30 jaar
Kan elk moment veranderen
Een groot gebied
Een klein gebied

Slide 35 - Drag question

Wanneer een klimaat dicht bij de evenaar ligt, ligt deze op ..... breedte
A
Hoge
B
Lage

Slide 36 - Quiz

De landen in Zuid-Europa hebben een ...
A
Zeeklimaat
B
Landklimaat
C
Droog klimaat
D
Middellandse zee klimaat

Slide 37 - Quiz

Welk land ligt op hoge breedte?
A
Brazilië
B
Indonesië
C
Zweden
D
Spanje

Slide 38 - Quiz

Waarom heeft Nederland relatief zachte winters?

Slide 39 - Open question

Ik weet wat de vijf klimaatfactoren zijn
Ja
Nee

Slide 40 - Poll

Klimaatfactoren
  • Het verschil in klimaat wordt veroorzaakt door klimaatfactoren:
  1. Breedteligging: hoe verder van de evenaar, hoe kouder.
  2. Hoogteligging: hoe hoger, hoe kouder.
  3. De invloed van zee: in de zomer zorgt het water voor afkoeling en in de winter voor opwarming.
  4. De windrichting: waait de wind in Nederland uit het noorden, dan wordt het koud, en uit het zuiden warm.
  5. De gesteldheid van het aardoppervlak: water warmt langzaam op en koelt langzaam af, terwijl land snel opwarmt en snel afkoelt.

Slide 41 - Slide