Lundi, le 6 février

1 / 21
next
Slide 1: Slide
FransBasisschoolGroep 8

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide


Bienvenue dans la classe de français!

Slide 2 - Slide

Lundi, le 6 février
  • Weet je nog: Voorstellen en groeten
  • Zeggen waar je vandaan komt
  • Tellen tot 50
  • werkwoord avoir

Slide 3 - Slide

Weet je nog (1)?
Bonjour = goedendag
Bonsoir = goedenavond
Salut = hoi èn doei
Au revoir = tot ziens
À bientôt = tot gauw
À plus tard = tot later
À demain = tot morgen
À la prochaine = tot de volgende keer

Bekijk de woordjes en luister dan naar het liedje op de volgende dia.



Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Weet je nog (2)?

Je m'appelle (Thomas) 
J'ai onze ans
Et toi?
Comment tu t'appelles?
Tu as quel âge? 

Il s'appelle (Thomas)
Il a douze ans 
Elle s'appelle (Marie)
Elle a dix ans 


 = Ik heet (Thomas)
 = Ik ben 11 jaar
 = En jij?
 = Hoe heet jij?
 = Hoe oud ben jij?

Hij heet (Thomas)
Hij is 12 jaar
Zij heet (Marie)
= Zij is 10 jaar

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Hoe gaat het?

Comment ça va? = Hoe gaat het?
Comment vas-tu? = Hoe gaat het met jou?
Ça va? = Alles goed?

Ça va = Het gaat
Ça va bien = Het gaat goed
Ça va très bien = Het gaat heel goed
Ça va mal = Het gaat slecht
Waar kom je vandaan?

Tu habites où? = Waar woon je?
J'habite à Amsterdam = Ik woon in Amsterdam

J'habite aux Pays-Bas = Ik woon in Nederland
J'habite en Hollande = Ik woon in Nederland

Je suis Hollandais - Ik ben Nederlander
Je suis Hollandaise - Ik ben Nederlandse

Slide 8 - Slide

Waar woon je?
Nederland
Ik woon in...
Ik ben Nederlandse
Ik ben Nederlander
Tu habites où
Les Pays-Bas
J'habite à
Je suis Hollandaise
Je suis Hollandais

Slide 9 - Drag question

Bonjour!
Ça va?
Moi, ça va bien!
Je m'appelle 
Comment tu t'appelles?
J'ai onze ans
Au revoir!
Goedendag!
Alles goed?
Met mij gaat het goed!
Ik heet...
Hoe heet jij?
Ik ben elf jaar
Tot ziens!

Slide 10 - Drag question

Slide 11 - Video

Les chiffres de 20-50

De getallen 1-20 kennen we al. Nu tellen we verder tot 50.
Luister naar het liedje op de volgende dia.

Slide 12 - Slide

20- vingt 
21- vingt-ET-un*
22- vingt-deux
23- vingt-trois
24- vingt-quatre
25- vingt-cinq
26- vingt-six
27- vingt-sept
28- vingt-huit
29- vingt-neuf






30- trente
31- trente-ET-un*
32- trente-deux
33- trente-trois, etc
40- quarante
41- quarante-ET-un*
42- quarante-deux, etc
50- cinquante

Slide 13 - Slide

Oefenen met de getallen tot 50: klik op de link op de volgende dia

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Link

Les chiffres de 1-50
Maak werkblad 2 over de cijfers 

Slide 16 - Slide

Le verbe avoir (hebben)
  • Luister naar het avoir-lied.
  • Lees de vervoeging en de vertaling
  • Maak werkblad 1 (in je mapje)

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

AVOIR ( = hebben)
AVOIR 

Slide 19 - Slide

AVOIR
Let op: On a betekent wij hebben of men heeft
In de spreektaal gebruiken Fransen haast nooit nous , maar bijna altijd on. 

Maak werkblad 1 over het werkwoord AVOiR (hebben)

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide