03-10-2022

02-10-2023 Les 1.2
1 / 17
next
Slide 1: Slide
SpaansBeroepsopleiding

This lesson contains 17 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

02-10-2023 Les 1.2

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Vragen over het huiswerk
TB. pag.18 Comunicación: Begroeten, getallen, naar iemands naam vragen, zich voorstellen.
WB  p.5, 6 Oef. 1  t/m 7: Vragen?



Begroet een  medestudent, zeg je naam en vraag voor haar/ zijn naam

Slide 3 - Slide

¿Cómo se pronuncia?

TB p.11 4a
 
  • Escucha estos nombres 
  • Lezen 

 
4a

Slide 4 - Slide

spreek je niet uit
¿Cómo se pronuncia? TB p.11, 4b Escuche y complete la regla
C
CH
G
H
J
LL

Ñ
QU
R/RR
V
X
Y
c = k voor a, o, u
c = th voor e, i
als tsj
g = als in goal voor a, o, u 
g = harde g voor e, i
harde g  
als j (in ja)
als nj in Spanje
als de k
aan het begin - explosieve b
in het midden - zachter, tussen b en v
rollend, aan het begin sterk rollend
RR = altijd sterk rollend
als ks in taxi
México - méxicano - méxicana
als de j in ja 
Z
als th 
Opdr.4b

Slide 5 - Slide

1. Alle woorden die eindigen op een klinker of op -n of -s: 
   klemtoon op de één na laatste lettergreep

2. Alle woorden die eindigen op een medeklinker, 
    behalve -n, -s: klemtoon op de laatste lettergreep.

3. Tenzij anders aangegeven door een accent.


Klemtoonregels, zie TB,p.113 /  WB p.12

Slide 6 - Slide

¿Para qué estudias español?
 
TB p.12 ej. 6: Escucha y marca los motivos. 
Luister en kruis aan om welke redenen de cursisten Spaans leren.





¿Para qué estudias español?  
Estudio español para ...
9

Slide 7 - Slide

Ik

 jij



hij

 zij
wij

jullie

u (meervoud)

ze,zij

ze, zij
TB.p. 12 7a: Werkwoorden op -AR

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

0

Slide 11 - Video

¿Tú o usted? 
TB p.13
 7b: Geef aan of de mensen in "jij "of "u "worden aangesproken.
 7c : Escucha y marca si las personas hablan de de tú o usted. 
usted
usted

Slide 12 - Slide

Quizlet unidad 1 Opdrachten 1 t/m 5

Slide 13 - Slide

Andere vragen die wij zullen kijken in de volgende lessen: 

Waar kom je vandaan? : ¿De dónde eres? /// Soy de Los Países Bajos

Waar woon je? : ¿ Dónde vives?  /// Vivo en Eindhoven

Hoe oud ben je?: ¿ Cuántos años tienes?   /// Tengo 50(cincuenta) años

Heb je kinderen?: ¿Tienes hijos? ///   Tengo 2 hijos
yo vivo
tú vives
él vive
nosotros vivimos
vosotros vivís
ellos viven
yo soy
tú eres
él es
nosotros somos
vosotros sois
ellos son
yo tengo
tú tienes
él tiene
nosotros tenemos
vosotros tenéis
ellos tienen

Slide 14 - Slide

¿Qué tal la clase?

Slide 15 - Slide

DEBERES
Grammatica: TB.
pag.112, 1.2 Uitspraak
p.119, 6.1 Pers. vnwoord
p.122, 7.1 Werkwoord op -AR
WB
pags.  7-8-9
Oef. 9a/b, 10, 12, 16, 18
p.13 ,14 : Reglas y Sistemas: De uitspraak, de klemtoonregels, werkwoorden op -AR
Woordjes leren: opdr. 6 t/m 8
¿Para qué estudias español?

Slide 16 - Slide

Adiós

Slide 17 - Slide