H4 Woordenschat

Woordenschat H4
Hopelijk hebben jullie een fijne vakantie gehad! 
We gaan deze week aan de slag met woordenschat H4.
Maarrrrr we gaan eerst 10 minuten lezen! 
timer
10:00
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Woordenschat H4
Hopelijk hebben jullie een fijne vakantie gehad! 
We gaan deze week aan de slag met woordenschat H4.
Maarrrrr we gaan eerst 10 minuten lezen! 
timer
10:00

Slide 1 - Slide

Woordenschat
Doel: Je kunt de tegenstelling van een onbekend woord vinden.

Als je een woord niet kent, staat er misschien een tegensteling in de zin, die het woord duidelijk maakt. 

Aan de SIGNAALwoorden echter, toch, daarentegen, maar kun je zien dat er een tegenstelling wordt genoemd.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Link

Slide 4 - Slide

Opdracht: los de puzzel op.

Slide 5 - Slide

1. wat is de tegenstelling van verlies?

Slide 6 - Open question

2. wat is de tegenstelling van stilte?

Slide 7 - Open question

3. wat is de tegenstelling van ouderwets?

Slide 8 - Open question

4. wat is de tegenstelling van rijkdom?

Slide 9 - Open question

5. wat is de tegenstelling van orde?

Slide 10 - Open question

6. wat is de tegenstelling van tekort?

Slide 11 - Open question

7. wat is de tegenstelling van schoon?

Slide 12 - Open question

8. wat is de tegenstelling van omhoog?

Slide 13 - Open question

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Aan de slag
We gaan samen starten met OPDR. 1 van woordenschat en daarna ga je OPDR. 2, 3 en 4 maken. 

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Woordenschat vervolg
Eerst gaan we lekker lezen 
timer
10:00

Slide 19 - Slide

Hoe zat het ook alweer?
1. Wat is het tegengestelde en noem een voorbeeld....

2. Gebruik 2 tegengestelde woorden in een zin en gebruik een signaalwoord....

Slide 20 - Slide

'Games zijn vaak prijzig, maar in de uitverkoop zijn ze goedkoop'.

Staat hier een tegenstelling in?
A
Ja
B
Nee

Slide 21 - Quiz

Welke tegenstelling?

Hoe wist je dat? 

Slide 22 - Slide

'Het liefst blijf ik binnen, toch ga ik naar buiten omdat het moet.'
Wat is de tegenstelling in de zin?
A
blijf - omdat
B
toch - omdat
C
binnen - buiten
D
blijf - moet

Slide 23 - Quiz

Tegenstelling = binnen en buiten (tegenovergestelde) 

Hoe wist je dat? 

Slide 24 - Slide

Wat betekent een 'tegenstelling'?
timer
0:20
A
Synoniem
B
Onbekend woord vinden
C
Extra informatie
D
Woorden die elkaars tegenovergestelde zijn

Slide 25 - Quiz

Aan de slag
We kijken samen naar opdracht 5 en daarna ga je aan de slag met opdracht 6, 7 en 8. Gebruik hierbij de woordenlijst (staat in de bestanden van NE bij Teams)
Klaar? 
Maak de extra opdracht 11B

Slide 26 - Slide