16feb _ 1 _ woordenschat: tegenstellingen

Lesdoelen

Woordenschat

Je leert wat een tegenstelling is en kan dit vinden in een zin


1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Lesdoelen

Woordenschat

Je leert wat een tegenstelling is en kan dit vinden in een zin


Slide 1 - Slide

Wat weet jij over....
Tegenstellingen?

Slide 2 - Slide

timer
0:30
Wat denk jij waar
'tegenstellingen' over gaat?

Slide 3 - Mind map

H4 Woordenschat
Een tegenstelling zoeken

Slide 4 - Slide

H4 Woordenschat
Woorden die het tegenovergestelde van elkaar zijn, noem je “tegenstellingen”
Mooi – ? 

Vrolijk – ? 

Duur - ? 

Slide 5 - Slide

Woordenschat H4

Tegenstelling: woorden die elkaars tegenovergestelde zijn.

Aan bepaalde woorden kun je zien dat er een tegenstelling in de zin staat. Dat zijn deze woorden: 

  • maar
  • echter
  • toch
  • daarentegen

Slide 6 - Slide

'Games zijn vaak prijzig, maar in de uitverkoop zijn ze goedkoop'.

Staat hier een tegenstelling in?
A
Ja
B
Nee

Slide 7 - Quiz

Welke tegenstelling?

Hoe wist je dat? 

Slide 8 - Slide

'Het liefst blijf ik binnen, toch ga ik naar buiten omdat het moet.'
Wat is de tegenstelling in de zin?
A
blijf - omdat
B
toch - omdat
C
binnen - buiten
D
blijf - moet

Slide 9 - Quiz

Tegenstelling = binnen en buiten (tegenovergestelde) 

Hoe wist je dat? 

Slide 10 - Slide

Maak de zin af met een tegenstelling:
Fietsen vind ik leuk, maar....

Slide 11 - Open question

Mijn broer is heel groot, maar...

Slide 12 - Open question

Ik eet graag appels. Toch....

Slide 13 - Open question

Ik zit vaak alleen op mijn kamer. Toch vind....

Slide 14 - Open question

Lesdoelen
  1. Je weet wat een tegenstelling is en kan dit vinden in een zin


Slide 15 - Slide