voorzetsels +3 & +4

Präpositionen
präpositionen
1 / 16
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 2,3

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Präpositionen
präpositionen

Slide 1 - Slide

Voorzetsels 3e naamval

Slide 2 - Slide

Noem minimaal 4 voorzetsels met de 3e naamval

Slide 3 - Open question

aus
bei
mit
nach
seit
von
zu
uit
bij
met
na / naar
sinds
van
naar (personen)

Slide 4 - Slide

Noem minimaal 4 voorzetsels met de 4e naamval

Slide 5 - Open question

bis
durch
für
gegen
ohne
um
tot
door
voor
tegen
zonder
om

Slide 6 - Slide

Der-Gruppe
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
1. der
die
das
die
3. dem
der
dem
den +n
4. den
die
das
die

Slide 7 - Slide

Ein-Gruppe
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
1. ein
eine
ein
meine
3. einem
einer
einem
meinen +n
4.einen
eine
ein
meine

Slide 8 - Slide

3e naamval (mvw)
Het mwv vind je door vóór het zinsdeel aan of voor te zetten of weg te laten.

Ich gebe der Mutter die Blumen. 
der Mutter is meew.vw.


Slide 9 - Slide

4e naamval (lijd.vw)
Het lijd.vw vind je door:
 wie/wat + gez + ondw

Hans heeft een hond.
Hans hat einen Hund (einen Hund = lv).






Slide 10 - Slide

Nach d... Ecke (v) gehen Sie zweimal links
A
die
B
der
C
den
D
dem

Slide 11 - Quiz

Ich warte bei mein........Haus. (o)
A
meinem
B
meinen
C
meine
D
mein

Slide 12 - Quiz

Du steigst am besten nach d........ Mann (m) in den Zug.
A
den
B
der
C
dem
D
die

Slide 13 - Quiz

Geh bitte schon ........ (zonder jouw vriend). Ich komme dann später
A
ohne deinem Freund
B
ohne deine Freund
C
ohne deinen Freund
D
ohne diesen Freund

Slide 14 - Quiz

Früher gab es eine Mauer um
d... Stadt (v) herum
A
der
B
den
C
das
D
die

Slide 15 - Quiz

Gibt es noch Fragen??

Slide 16 - Slide