Taal een komma opsommng en na een naam

Weet jij nog wanneer wij een komma gebruiken?
1 / 17
next
Slide 1: Open question
TaalBasisschoolGroep 5,6

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Weet jij nog wanneer wij een komma gebruiken?

Slide 1 - Open question

lesdoel
Ik leer waar nog meer een komma wordt gebruikt.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Waar zie je een opsomming?
A
Ik houd erg veel van bloemen.
B
De rozen bloeien.
C
Rozen, anjers en narcissen vind ik mooi.

Slide 4 - Quiz

Waar zie je een opsomming?
A
Ik vind alle sporten leuk.
B
Ik vind voetbal, honkbal en dammen leuk.
C
Mijn broer vindt sporten niet leuk.

Slide 5 - Quiz

Waar komt de komma nog meer?
Die komt tussen de zelfstandig naamwoorden die je opschrijft in de opsomming. 

Bijvoorbeeld:
ik houd van drop, chips, cola en patat.

Slide 6 - Slide

Waar komt de komma dan?
Let goed op:
na de en 
en 
na de of 
komt geen komma
Bijvoorbeeld:
Ik houd van drop, chips, cola en patat.

Slide 7 - Slide

Waar staat de komma goed in de opsomming?
A
Kies jij voor zwart, rood of paars.
B
Kies jij voor zwart rood of, paars.
C
Kies jij, voor zwart rood of paars.

Slide 8 - Quiz

Tussen welke woorden komt de komma?

Blauw groen en zwart zijn mijn favoriete kleuren.
A
tussen groen en zwart
B
tussen Blauw groen
C
tussen zijn en mijn

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Slide

Waar staat de komma goed?
A
Karin, wat zit jouw haar leuk.
B
Karin wat zit, jouw haar leuk.
C
Wat leuk, zit jouw haar Karin.

Slide 11 - Quiz

Waar staat de komma goed?
A
Pas op voor, de auto Joris!
B
Pas op, voor de auto Joris!
C
Pas op voor de auto, Joris!

Slide 12 - Quiz


A
A
B
B
C
C

Slide 13 - Quiz

Waar staat de komma goed?
A
Loes hoe laat is het?
B
Loes hoe laat is, het?
C
Loes, hoe laat is het?

Slide 14 - Quiz

Waar staat de komma goed?
A
Ik moet nog, koken afwassen en opruimen
B
Ik moet nog koken, afwassen en opruimen
C
Ik moet nog koken afwassen, en opruimen

Slide 15 - Quiz

Waar staat de komma goed?
A
Heb je de jas al aan, Jan?
B
Heb je, de jas al aan Jan?
C
Heb je de jas al aan Jan?,

Slide 16 - Quiz

Samenvatting
Een komma gebruik je:
Bij een opsomming
en als iemand wordt aangesproken in een zin.

Maak het werkblad.
Heb je deze af dan kun je verder oefenen in ginzy.

Slide 17 - Slide