In de groep bepalen jullie het juiste antwoord. Elk groepslid moet het gegeven antwoord kunnen uitleggen.
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2
This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Bespreking toets leesvaardigheid p2
In de groep bepalen jullie het juiste antwoord. Elk groepslid moet het gegeven antwoord kunnen uitleggen.
Slide 1 - Slide
Vraag 2: Vul in je antwoord het volledige schema tekstverbanden+signaalwoorden in. (6p)
Slide 2 - Open question
Vraag 3: Noem vier manieren waarop de alinea’s in een tekst aan elkaar verbonden kunnen worden. (4p)
Slide 3 - Open question
vraag 4: Geef in maximaal twee woorden aan wat het onderwerp van de tekst is. (1p)
Slide 4 - Open question
vraag 5: Welke alinea(‘s) vormen de inleiding van deze tekst? (1p)
Slide 5 - Open question
vraag 6: Op welke wijze wordt de tekst ingeleid? Kies uit: (1p)
A
Er wordt een beknopte geschiedenis geschetst.
B
Er wordt een opvallend standpunt ingenomen
C
Er wordt een samenvatting van de rest van de tekst gegeven.
D
Er wordt een voorbeeld bij het onderwerp van de tekst uitgewerkt.
Slide 6 - Quiz
vraag 7: Op welke manier worden alinea 1 en 2 aan elkaar verbonden? (1p)
Slide 7 - Open question
vraag 8: Hoe sluit alinea 5 aan bij de alinea’s 3 en 4? Kies uit: (1p)
A
Alinea 5 beschrijft een vergelijking bij de alinea’s 3 en 4.
B
Alinea 5 geeft een conclusie voor het gestelde in de alinea’s 3 en 4.
C
Alinea 5 noemt een gevolg bij het gestelde in de alinea’s 3 en 4.
D
Alinea 5 vermeldt voorbeelden bij de alinea’s 3 en 4.
Slide 8 - Quiz
Vraag 9: In de alinea’s 3 en 4 wordt het woord ‘gelimiteerd’ een aantal keren genoemd. Wat is de betekenis van het woord ‘gelimiteerd’ in deze tekst? (1p)
Slide 9 - Open question
vraag 10: Wat is volgens Frank Quix en Gio Hellings de strategie van Nike, waardoor de schoenen cool blijven? (1p)
Slide 10 - Open question
Vraag 11. a. Welk tekstverband herken je in het tekstgedeelte? (1p) b. Aan welke signaalwoord zie je dat? (1p)
Slide 11 - Open question
Vraag 12: 12a. Citeer een tekstgedeelte uit alinea 4 waarin sprake is van figuurlijk taalgebruik. (1p) b. Wat betekent de zin die je hebt geciteerd? (1p)
Slide 12 - Open question
Vraag 13: 13. Citeer de kernzin van alinea 7. (1p)
Slide 13 - Open question
Vraag 14: Welke zin past het best bij de hoofdgedachte van deze tekst? Kies uit: (1p)
A
De gekte rondom het merk Nike is van alle jaren.
B
Het hebben van bijzondere schoenen zorgt voor online vriendschappen.
C
Handel in tweedehandsschoenen verloopt vaak online.
D
Met exclusieve sneakers verwerf je status in de sneakerwereld.
Slide 14 - Quiz
Vraag 15: “Maar met de exclusieve paren verwerf je status.” (al. 5) Leg uit waarom je die status alleen online verwerft. (1p)
Slide 15 - Open question
Vraag 16: “Inmiddels levert de schoen duizenden euro's op.”(al. 7) a. Om welke schoen gaat het hier? (1p) b. Leg uit waarom deze schoen nu zoveel geld waard is. (1p)
Slide 16 - Open question
Vraag 17: Hoe kun je de inhoud van de laatste alinea het best weergeven? Kies uit: (1p)
A
Er wordt een conclusie getrokken.
B
Er wordt een nieuw gegeven aan de tekst toegevoegd.
C
Er wordt een samenvatting gegeven.
D
Er wordt een voorspelling gegeven.
Slide 17 - Quiz
Vraag 18: Wat zijn de belangrijkste doelen van de schrijver? Hij informeert de lezer over de wereld van sneakers en… (1p)