afschrijvingen, mutatiebalans, balans

afschrijving, mutatiebalans, balans
1 / 20
next
Slide 1: Slide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

This lesson contains 20 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

afschrijving, mutatiebalans, balans

Slide 1 - Slide

afschrijving
Afschrijvingen krijg je mee te maken als je vaste activa (machines, gebouwen etc.) minder waard worden (door gebruik). Als je machine in waarde daalt, dan betekent dat ook dat jouw bedrijf minder waard is. Afschrijving wordt dus als een kosten gezien, maar niet als uitgave. 

Kosten gaan altijd van het eigenveromogen af.

Slide 2 - Slide

Berekening
Afschrijving per periode = (A - R ) / N 
A = Aanschafwaarde
R = Restwaarde
N = Aantal perioden

Boekwaarde (waarde op de balans) = Aanschafprijs - afschrijvingen

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Bespreken opgave 2.5 t/m 2.11

Slide 11 - Slide

Opgave 2.5
De volgende dag komt er een vertegenwoordiger in poetsmiddelen voor meubels. Kees besluit 200 flesjes polish te kopen voor € 5 per stuk, exclusief 21% btw. De helft betaalt hij contant. De andere helft hoeft hij pas over twee weken te betalen. De vertegenwoordiger haalt de flesjes uit zijn koffer en vertrekt. Kees besluit de flesjes te boeken bij een nieuwe balanspost “flesjes polish”. 

Slide 12 - Slide

Opgave 2.6
Bij Kees wordt een bankstel afgeleverd met een inkoopwaarde van € 3.000, exclusief 21% btw. De rekening is nog niet betaald. 
Noteer de balansmutaties van deze gebeurtenis.
Waarom verandert het eigen vermogen niet van Kees?
Het eigen vermogen verandert niet, omdat de waarde van Kees zijn bedrijf niet veranderd.
Er gaat geld uit (toekomstig, bij betaling van de crediteuren), en er komen spullen bij (de voorraad).

Slide 13 - Slide

Opgave 2.7a
Kees gaat een deel van zijn voorraad uitbreiden en koopt 10 bureaustoelen op rekening in voor € 500 per stuk, exclusief 21% btw

Noteer de balansmutaties van deze gebeurtenis

Slide 14 - Slide

Opgave 2.7 b
Een week later komt er een klant binnen die 1 bureaustoel van Kees koopt. Kees verkoopt hem voor € 1.210, inclusief 21% btw. De klant rekent contact af.

Noteer de balansmutaties van deze gebeurtenis.

Slide 15 - Slide

Opgave 2.8
Kees besluit om een deel van zijn lening af te lossen. Hij lost € 500 af van de hypothecaire lening. Hij betaalt dit contant.
Noteer de balansmutaties van deze gebeurtenis
Waarom verandert het eigen vermogen niet van Kees?
Kees betaalt met zijn liquide middelen een deel van zijn vreemd vermogen af. Het eigen vermogen komt hier dus niet aan bod. 

Slide 16 - Slide

Opgave 2.9
Kees betaalt zijn leveranciers (gedeeltelijk) terug. Hij betaalt € 1.250 contant aan zijn leveranciers. Ook ontvangt hij van zijn debiteuren € 5.000. Dit bedrag ontvangt hij op zijn bank (met rekeningcourantkredietkrediet).

Noteer de balansmutaties van deze gebeurtenis

Waarom neemt het bedrag op de bank RC krediet af door de storing van de debiteuren?
De bank met RC krediet is een schuld. Er wordt geld bij gestort en daarmee neemt de schuld op deze rekening dus af.

Slide 17 - Slide

Opgave 2.10
Kees betaalt de rentekosten van de maand van alle leningen. Dit doet hij met de bank en dus vanuit zijn rekening courantkrediet. De totale rentekosten bedraag € 850.
Noteer de balansmutaties van deze gebeurtenis
Waarom neemt de bank met RK krediet toe aan de creditzijde?

Waarom veranderen de balansposten leningen niet?
Kees betaalt de rente vanuit zijn rekening courant krediet. Zijn schuld naar de bank stijgt dus met € 850. In feite betaalt hij dus zijn rente met geleend geld.
Kees doet geen aflossing, maar enkel een rentebetaling. De hoogte van de lening neemt niet
af

Slide 18 - Slide

Opgave 2.11
Het is het einde van de maand. Kees wil Loes mee uiteten nemen. Uit zijn kas haalt hij daarom € 100.

Noteer de balansmutaties van deze gebeurtenis.

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video