- Alle werkwoorden in een zin.
- Ook werkwoordelijke uitdrukkingen:
Tijdens het transport (nam) de gevangene [de benen].
- 'Te' en 'aan het' horen ook bij het gezegde:
De winkelier (was) zijn voorraden [aan het controleren}.
De baby (zit) steeds met zijn eigen tenen [te spelen}.
- Soms is het werkwoord opgesplitst:
De docent (legt) de klas de lastige sommen [uit].