11.3 Bloeddruk en stroomsnelheid 5H 2021

H11: Transport

1 / 21

Slide 1: Slide

BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Lesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H11: Transport

Slide 1 - Slide

Paragraaf 1 Dierenwelzijn

Paragraaf 11.3: Bloeddruk

Slide 2 - Slide

Doel en begrippen 11.3

Je leert hoe de bloeddruk en de stroomsnelheid varieren in de verschillende hartfases en bloedvaten

bloeddruk, bovendruk, onderdruk, systolische druk, diastolische druk, lage bloeddruk, hoge bloeddruk, stroomsnelheid, diameter.

Slide 3 - Slide

Bloeddruk - slagaders

Systolische druk (bovendruk):

De bloeddruk die ontstaat in de slagaders tijdens het samentrekken van de linkerkamer.

Met een bloeddrukmeter te meten in kPa of mmHg.

16 kPa = 120 mmHg

Slide 4 - Slide

Bloeddruk - slagaders

Diastolysche druk (onderdruk):

De bloeddruk in de slagaders tijdens de diastole, zonder hart-pomp-kracht dus.

Met een bloeddrukmeter te meten in kPa of mmHg.

Slide 5 - Slide

Bloeddruk - meten

Systolische druk

Diastolische druk

Er stroomt alleen bloed als het hart pompt

Er stroomt de hele tijd bloed, ook als het hart niet pompt

Slide 6 - Slide

Bloeddruk - normale bloeddruk

Bovendruk

120 mmHg

Onderdruk

80 mmHg

Slide 7 - Slide

Bloeddruk - lage bloeddruk

De hersenen krijgen (tijdelijk) te weinig zuurstof.

Je merkt het in de hersenen omdat die het hoogst liggen.

Er is voldoende bloeddruk nodig om het bloed zo hoog te pompen.

Ook merk je het daar omdat je duizelig wordt/ flauw valt.

Slide 8 - Slide

Bloeddruk - hoge bloeddruk

Tijdelijke hoge bloeddruk

Inspanning of stress. De bovendruk is dan hoger dan normaal, de onderdruk is gelijk aan normaal.

Risicovolle hoge bloeddruk

De boven- én onderdruk zijn lange tijd verhoogd (140/90 mmHg)

Slide 9 - Slide

Verklaar dat tijdens het sporten de bovendruk toeneemt.

Slide 10 - Open question

Door nicotine vernauwen de bloedvaten. Het effect is

dat de bloeddruk afneemt omdat er minder bloed door de vaten stroomt

dat de bloeddruk afneemt omdat het hart sneller klopt

dat de bloeddruk toeneemt omdat er minder ruimte is voor het bloed

dat de bloeddruk toeneemt omdat het hart minder goed kan pompen

Slide 11 - Quiz

Patiënten met een hoge bloeddruk krijgen soms plaspillen voorgeschreven.
Leg uit dat hierdoor de nieren de bloeddruk zullen beïnvloeden.

Slide 12 - Open question

Bloeddruk - bloedvaten

Slide 13 - Slide

Slagaders

Bloeddruk hoog

Stroomsnelheid hoog, neemt af door de weerstand van de bloedvaten en door de aftakkingen/ splitsingen richting de haarvaten.

Slide 14 - Slide

Haarvaten

Bloeddruk lager

Stroomsnelheid langzaam door de grote gezamenlijke diameters van de haarvaten

Slide 15 - Slide

Aders

Bloeddruk nog lager

Stroomsnelheid sneller dan in de haarvaten. De totale diameter neemt weer af.

Slide 16 - Slide

Spataders

De kleppen in de aders voorkomen dat het bloed de verkeerde kant op stroomt. Als een klep stuk is ontstaat een spatader.

Slide 17 - Slide

Leg uit waardoor slagaders beter tegen een hoge bloeddruk kunnen dan aders.

Slide 18 - Open question

Bloedvaten bouw

Slagaders: dekweefsel, elastisch bindweefsel, glad spierweefsel, bindweefsel.

Aders: dekweefsel, glad spierweefsel, bindweefsel.

Slide 19 - Slide

Doel en begrippen 11.3

Je leert hoe de bloeddruk en de stroomsnelheid varieren in de verschillende hartfases en bloedvaten

bloeddruk, bovendruk, onderdruk, systolische druk, diastolische druk, lage bloeddruk, hoge bloeddruk, stroomsnelheid, diameter.

Slide 20 - Slide

HUISWERK

Geen als je in de les hebt meegedaan.

Slide 21 - Slide