Doelgroepen MS

MULTIPLE SCLEROSE 
1 / 22
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 4

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

MULTIPLE SCLEROSE 

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat weet je al over MS?

Slide 2 - Mind map

MS is een neurologische aandoening die je zenuwen in je centrale zenuwstelsel aantast. 
Het ziekteverloop van MS is voorspelbaar
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

MS is een dodelijke ziekte.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Wie is vaak de hoofdbehandelaar bij
MS?
A
Internist
B
MS verpleegkundige
C
Neuroloog
D
Revalidatiearts

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

1

Slide 6 - Video

This item has no instructions

Waaruit bestaat het Centrale zenuwstelsel?

*Meerdere antwoorden mogelijk
A
Grote hersenen
B
Hersenstam
C
Kleine hersenen
D
Ruggenmerg

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

00:00
Aan welke disciplines/mensen zou Vera behoefte hebben en kan jij als verpleegkundige voor haar inschakelen?

Slide 8 - Mind map

This item has no instructions

Opbouw Centraal Zenuwstelsel 
- Centrale zenuwstelsel --> hersenen, ruggenmerg en zenuwen 
- Prikkelgeleiding - en verbinding naar de hersenen/ rest van het lichaam 
Verschillende soorten zenuwen: 
- Sensorische zenuwen --> signalen vanuit perifere zenuwstelsel naar CZ. 
Voorbeeld = aanrakingen op de huid, temperatuurverschillen, pijn. 
- Motorische zenuwen --> impulsen vanuit het CZ naar het perifere zenuwstelsel. 
Voorbeeld = aansturen van onze spieren. 
- Gemengde zenuwen --> motorische/sensorische zenuwen. 
Voorbeeld = ruggenmergzenuw 
- Schakelcellen --> verbinding tussen sensorische/motorische zenuwcellen. 


Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Werking centrale zenuwstelsel 

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Wat doet myeline?
A
Myeline beschermt de zenuwbanen
B
Myeline zorgt ervoor dat de zenuwimpulsen sneller worden doorgestuurd.
C
Myeline stuurt de informatie vanuit het cellichaam door naar het CZS.
D
Myeline zorgt voor de aanmaak van impulsen.

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Multiple Sclerose; wat als je lichaam je zenuwen aanvalt?
- Immuunsysteem                                                                                                - Myeline                                                                                                                  
- Signalen naar het lichaam                                                                              - Laesies/Plaques                                                                                                    

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Wat merk je van MS?
- Zenuwpijn  
- Spierzwakte
- (Zware) vermoeidheid
- Problemen met zicht en gehoor
-Dysarthrie
-Cognitieve problemen
 

Slide 13 - Slide

Cognitieve problemen als traag denken, concentratiestoornis en geheugenproblemen.
Noem 4 symptomen van MS.

Slide 14 - Open question

This item has no instructions

Blog 
'Hoe voeding mijn medicijn werd'








    
https://energiekevrouwenacademie.nl/ms-hoe-voeding-mijn-medicijn-werd/ 
Geschreven door Marjan van- Eeden de Vries

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Wat is juist
A
Axon is de beschermlaag over de myeline heen.
B
Myeline is de beschermlaag over de axon heen.

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Slide 17 - Slide

Informeer patiënten over beweging, hulpmiddelen en adviseer hen omtrent seksualiteit. Bespreek voeding en evt aanpassingen in hun werk
Verpleegkundige aandachtspunten bij zorgvragers met MS 
1. Informatieverstrekking en educatie
2. Symptoommanagement
3. Psychosociale ondersteuning
4. Preventie van complicaties
5. Multidisciplinaire samenwerking
6. Individuele zorgplanning
7. Mantelzorgers ondersteunen
8. Ethiek en autonomie

Slide 18 - Slide

1. Informatieverstrekking en educatie
Uitleg geven over MS, het beloop van de ziekte en mogelijke symptomen.
Informatie verstrekken over medicatie, zoals ziekte-modificerende therapieën en symptomatische behandelingen.
Voorlichting geven over het belang van een gezonde leefstijl, zoals voeding, lichaamsbeweging en stressmanagement.
2. Symptoommanagement
Vermoeidheid: Ondersteuning bieden bij energiemanagement, zoals het leren plannen van activiteiten en het gebruik van energiebesparende technieken.
Spasticiteit: Helpen bij het opstellen van een oefenprogramma in samenwerking met een fysiotherapeut.
Pijn: Evalueren van pijnklachten en overleg met artsen over passende pijnstilling.
Incontinentie: Advies geven over blaas- en darmmanagement, inclusief het gebruik van hulpmiddelen.
Cognitieve problemen: Ondersteuning bij geheugen- en concentratieproblemen door bijvoorbeeld hulpmiddelen aan te reiken.
3. Psychosociale ondersteuning
Luisteren naar de zorgen en emoties van de patiënt en diens naasten.
Begeleiding bieden bij acceptatie en omgaan met verlies van functioneren.
Verwijzen naar psychologen of steungroepen indien nodig.
4. Preventie van complicaties
Observatie van tekenen van infecties, zoals blaasinfecties of luchtweginfecties.
Voorkomen van decubitus door goede huidzorg en regelmatige wisselhoudingen.
Adviseren over valpreventie, bijvoorbeeld door aanpassingen in de woning of het gebruik van hulpmiddelen.
5. Multidisciplinaire samenwerking
Samenwerken met andere zorgverleners zoals artsen, fysiotherapeuten, ergotherapeuten, en maatschappelijk werkers.
Bevorderen van een geïntegreerde aanpak om de kwaliteit van leven van de patiënt te verbeteren.
6. Individuele zorgplanning
Regelmatig evalueren van de zorgbehoeften en het zorgplan aanpassen aan de veranderende situatie van de patiënt.
Betrekken van de patiënt en diens mantelzorgers bij het opstellen van een zorgplan.
7. Mantelzorgers ondersteunen
Informatie en praktische tips geven aan mantelzorgers.
Signaleren van overbelasting bij mantelzorgers en doorverwijzen naar ondersteuning.
8. Ethiek en autonomie
Respecteren van de autonomie en beslissingen van de patiënt.
Ondersteuning bieden bij ethische vraagstukken, zoals het bespreekbaar maken van levenseindezorg.
Verpleegkundigen hebben een essentiële rol in het leveren van holistische zorg aan MS-patiënten, gericht op zowel lichamelijke als psychosociale aspecten. Het opbouwen van een vertrouwensband en continuïteit in de zorg zijn hierbij van groot belang
Zijn er nog vragen?

Slide 19 - Open question

This item has no instructions

Medicatie bij MS
  • Ziektemodificerende behandelingen (DMT's)
  • Symptomatische behandelingen
  • Behandeling van schubs (opvlammingen)

Slide 20 - Slide

Multiple sclerose (MS) is een chronische auto-immuunziekte die het centrale zenuwstelsel aantast. Medicatie die MS-patiënten gebruiken, kan worden onderverdeeld in drie categorieën:

Ziektemodificerende behandelingen (DMT's)
Deze medicijnen richten zich op het verminderen van de frequentie en ernst van schubs (opflakkeringen) en het vertragen van ziekteprogressie.

Interferon bèta (Avonex, Rebif, Betaferon): Vermindert ontsteking en immuunactiviteit. Het vertraagt de frequentie van schubs.
Glatirameeracetaat (Copaxone): Imiteert een bestanddeel van myeline (de beschermlaag van zenuwen) en kan immuuncellen misleiden, waardoor ontstekingen afnemen.
Fingolimod (Gilenya): Remt de uitstroom van immuuncellen uit de lymfeklieren, zodat ze de hersenen en het ruggenmerg minder bereiken.
Natalizumab (Tysabri): Een monoklonaal antilichaam dat voorkomt dat immuuncellen de bloed-hersenbarrière passeren.
Ocrelizumab (Ocrevus): Richten zich specifiek op B-cellen, een type immuuncel dat betrokken is bij de schade aan myeline.
Teriflunomide (Aubagio): Vermindert de activiteit van immuuncellen door de productie ervan te remmen.
Cladribine (Mavenclad): Doodt specifiek immuuncellen (T- en B-cellen) die betrokken zijn bij het ziekteproces.
Symptomatische behandelingen
Deze medicijnen verlichten specifieke symptomen van MS, zoals spasticiteit, vermoeidheid, pijn of blaasproblemen.

Baclofen of tizanidine: Tegen spasticiteit.
Amantadine: Kan helpen bij MS-gerelateerde vermoeidheid.
Gabapentine of pregabaline: Voor zenuwpijn.
Oxybutynine of tolterodine: Voor blaasproblemen.
Dalfampridine (Fampyra): Verbetert het loopvermogen door de signaaloverdracht in beschadigde zenuwen te ondersteunen.
Behandeling van schubs (opvlammingen)
Bij acute schubs wordt vaak kortdurend een hoge dosis corticosteroïden gegeven (zoals methylprednisolon). Dit vermindert ontstekingen en versnelt het herstel, maar beïnvloedt de langetermijnprogressie niet.

Persoonlijke benadering
De keuze van medicatie hangt af van het type MS (relapsing-remitting, secundair progressief, primair progressief), de ernst van de ziekte, andere gezondheidsproblemen en individuele voorkeuren. Regelmatige monitoring door een neuroloog is essentieel om de effectiviteit en mogelijke bijwerkingen van de medicatie te evalueren.
Bibliografie 
- Anatomie van het centrale zenuwstelsel; centraal v.s. perifeer --> www.gezondheidsuniversiteit.nl 
- Nationaal MS Fonds --> https://nationaalmsfonds.nl/wat-is-ms/
- MS de baas --> https://www.msdebaas.nl/?gclid=Cj0KCQiAu62QBhC7ARIsALXijXSOYCCigzf6PNChA1JyYBSsUoAUkhF8i1RZzdWo2P1VBtb7UyH7_YsaAlwkEALw_wcB
- Hersenstichting Multiple Sclerose --> https://www.msdebaas.nl/?gclid=Cj0KCQiAu62QBhC7ARIsALXijXSOYCCigzf6PNChA1JyYBSsUoAUkhF8i1RZzdWo2P1VBtb7UyH7_YsaAlwkEALw_wcB
- Anatomie en fysiologie voor het MBO --> Asaf Gafni, Rosanne Kruithof, Stefan van Wonderen 
- Blog MS en voeding --> https://energiekevrouwenacademie.nl/ms-hoe-voeding-mijn-medicijn-werd/

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Met welk orgaansysteem heeft MS te maken.
A
Autonome zenuwstelsel
B
Centrale zenuwstelsel
C
Perifere zenuwstelsel
D
Spierstelsel

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions