Herhalen hd 5

Een zout bestaat uit:
A
metalen
B
niet-metalen
C
metaal en niet-metaal
1 / 10
next
Slide 1: Quiz
Middelbare school

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Een zout bestaat uit:
A
metalen
B
niet-metalen
C
metaal en niet-metaal

Slide 1 - Quiz

De atomen in een zout noemen we:
A
atomen
B
ionen

Slide 2 - Quiz

Ieder ion heeft een lading
A
niet waar
B
waar

Slide 3 - Quiz

Wat feitjes (5.1)
  • Zouten bestaan uit positieve en negatieve ionen
  • Zouten kunnen stroom geleiden als een zout vloeibaar is of is opgelost 
  • Of zouten oplossen kun je zien in BINAS 35 
  • Een zout heeft een rooster waarbij de + en de - deeltjes elkaar afwisselen
  • Bij het oplossen gaat ieder deeltje los van de andere deeltjes

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Oplosvergelijkingen
Het oplossen van calciumnitraat 

                        (s)  -->  Ca2+ (aq) + 2 NO3- (aq)

Schrijf in je schrift de oplosvergelijking van magnesiumfluoride, MgF2
Ca(NO3)2
Ca(NO3)2

Slide 6 - Slide

Indampvergelijkingen
Omgekeerde van oplosvergelijkingen
2 NO3- (aq) + Ca2+ (aq) -->                      (s)

Schrijf in je schrift de indampvergelijking van een oplossing van magnesiumfluoride 
Ca(NO3)2

Slide 7 - Slide

Wat feitjes (5.2)
  • Als je 2 zoutoplossingen mengt, kunnen er 2 dingen gebeuren:
  • Er ontstaat een heldere oplossing
  • Er ontstaat een neerslag, de oplossing wordt troebel: het is nu een suspensie. 
  • Je stelt een mini-oplosbaarheidstabel op om te zien wat er zal gebeuren.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Opdrachten
Maak een mini-oplosbaarheidstabel van de volgende oplossingen. Als er een neerslag ontstaat, geef dan ook de reactievergelijking.
  • zilvernitraat en aluminiumchloride 
  • natriumhydroxide en zinkbromide 

Slide 10 - Slide