Pedagogisch medewerker Mira zit met een paar peuters op de grond. Met bellenblaas blaast Mira een
paar bellen de lucht in die de kinderen mogen pakken. Yasmin kijkt verwonderd naar de bellen. ‘Vind je
het mooi?’ vraagt Mira. Yasmin knikt en wijst naar de bellen. Wanneer de bellen uit elkaar spatten, kijkt
ze vragend naar Mira. ‘Weg’ zegt Mira ’waar zijn ze nou?’ Mira blaast nieuwe bellen. Als ze weer uit
elkaar spatten, zegt Yasmin: ‘Kapot! Maak je nieuwe?’
Dan kijkt Yasmin naar de andere kinderen die de bellen proberen te pakken en gaat ze meedoen. De ene
keer zweeft een bel omhoog en springen de kinderen ernaar. De andere keer moeten ze weer snel
bukken om een zeepbel te pakken te krijgen voordat hij uit elkaar spat op de vloer. Mira moedigt de
kinderen aan: ‘Kijk daar gaat een hele grote. Kunnen jullie erbij of is hij te hoog?’
Wanneer de aandacht van Bas verslapt vraagt Mira of hij ook eens bellen wil blazen. Eerst lukt het niet,
omdat Bas te hard blaast. Maar als Mira vraagt of Bas ook zachtjes kan blazen, lukt het hem om zelf een
bel te blazen. Bas is trots en blij. Mira reageert enthousiast. Nu willen alle kinderen het om de beurt
proberen. Bas legt uit hoe het moet: ‘Zachtjes blazen, anders blaas je het sop kapot.'