Mondelinge taalvaardigheid, voortgezet technisch lezen, jeugdliteratuur en begrijpend lezen

Mondelinge taalvaardigheid, voortgezet technisch lezen, jeugdliteratuur en begrijpend lezen
1 / 21
next
Slide 1: Slide
CommunicatieHBOStudiejaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Mondelinge taalvaardigheid, voortgezet technisch lezen, jeugdliteratuur en begrijpend lezen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

0 tot 1 jaar
1 - 2,5 jaar 
2,5 tot 5 jaar
5 - 9 jaar
Voltooiingsfase
Prelinguale fase
Vroeglinguale fase
Differentiatiefase

Slide 2 - Drag question

This item has no instructions

Luisterend naar de radio krijgen we beelden in ons hoofd. Als we kinderen een verhaal vertellen roepen we beelden op. We ‘vangen’ de werkelijkheid in taal. Een kind gebruikt die taal om de wereld ‘handen en voeten te geven’. Welke functie van taal is hierbij vooral aan de orde?
A
de communicatieve functie
B
de conceptualiserende functie
C
de expressieve functie
D
geen van deze drie functies

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Iemand met dyslexie heeft vooral problemen met...
A
Structurering
B
Automatisering
C
Morfologie
D
Auditieve analyse

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Welk begrip hoort bij 1, 2 en 3?
1. Behaviorisme
2. aangeboren vermogen
3. constructivisme
imitatie
Chomsky
interactie

Slide 5 - Drag question

This item has no instructions

Zet de 4 fasen van het taalverwervingsproces in de juiste volgorde
voortalige periode
vroegtalige periode
voltooiingsfase
differentiatiefase

Slide 6 - Drag question

This item has no instructions

Als je opgroeit met twee moedertalen ben je:
A
simultaan tweetalig
B
successief tweetalig

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

De receptieve benadering in het NT2-onderwijs besteedt veel aandacht aan:
A
spreken en schrijven
B
lezen en luisteren

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Tim luistert tijdens het maken van een werkstuk naar het verslag op de radio van een etappe van de Tour de France. Hij wil weten of Bauke Mollema zijn achterstand in het klassement kan verkleinen.
Welke luisterstrategie gebruikt Tim?
A
globaal luisteren
B
intensief luisteren
C
kritisch luisteren
D
gericht luisteren

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Een leerkracht laat een leerling de volgende tekst lezen:
"Loes gaat naar huis. Ze doet de d… open."
Met een dergelijke oefening kan men bereiken dat de leerling gebruik leert maken van de leesstrategie:
A
lezen met behulp van de visuele woordvorm
B
elementaire leeshandeling
C
lezen met behulp van de context
D
lezen met behulp van clusters en spellingpatronen

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

De leesstrategie 'lezen met behulp van de context' kun je trainen door de volgende oefening:
A
een tekst waarin enkele letters zijn vervangen door tekens
B
een tekst waar de onderkant van de regel is weggelaten
C
een tekst met afwijkende lettertypes
D
een tekst zonder interpunctie

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

De leesstrategie 'lezen met behulp van clusters en spellingpatronen' kun je trainen door de volgende oefening:
A
woorden met lettergrepenverdeling
B
een tekst met afwijkende lettertypen
C
woorden waarbij de onderkant is weggelaten
D
een rij woorden waarin bepaalde letters vet gedrukt zijn

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Het top-downmodel biedt een verklaring voor het leesproces.
Wat houdt het in?
A
Het lezen begint met het waarnemen van grotere gehelen als zinnen, daarna bekijkt de lezer de letters van een woord.
B
Het lezen van afzonderlijke letters en woorden wordt sterk beïnvloed door de verwachting die een lezer heeft.
C
De lezer werkt consequent van de bovenkant van de bladzijde naar beneden en kijkt niet terug.
D
De lezer vertoont een afwisseling tussen voorspellend lezen en woord voor woord lezen.

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions


Kiki uit groep 5 is net verhuisd en vertelt in de vertelkring op school hoe haar nieuwe kamer eruit ziet.
Van welke taalfunctie is hier sprake?
A
projecteren
B
rapporteren
C
redeneren

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions


Een leerling leest het woord ‘mooi’ als /m/ /oo/ /i/. Met welke leesstrategie heeft hij nog problemen?
A
Elementaire leeshandeling
B
Lezen met behulp van clusters en spellingpatronen
C
Lezen met behulp van morfologische analyse
D
Lezen met behulp van de context

Slide 15 - Quiz

-ooi = spellingpatroon dat gelezen moet worden als /ooj/

Pascal leest een tekst over het ontstaan van de Tour de France aandachtig door. Hij zet strepen in de tekst en schrijft een aantal vragen in de kantlijn. Welke uitspraak typeert het gedrag van Pascal zo volledig mogelijk?
A
Pascal is bezig met begrijpend lezen.
B
Pascal past technieken voor informatieverwerking toe.
C
Pascal gebruikt de leesstrategie ‘opsporen van structuur’.
D
Pascal reflecteert op zijn eigen leesactiviteiten en resultaten.

Slide 16 - Quiz

Ander woord hiervoor: studietechnieken
Jeugdliteratuur 1:
Jeugdboeken kunnen op verschillende manieren worden ingedeeld in genres. Op grond van welk criterium zijn de volgende jeugdboeken ingedeeld: informatieve boeken, prentenboeken, poëzie?
A
Thema
B
De verhouding tussen woord en beeld
C
Doelstelling
D
Vorm

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Jeugdliteratuur 2:
Op peuteren.nl staat de volgende recensie:
Dit boek is een goed concept. Enerzijds wordt een spannend verhaal verteld, aan de andere kant wordt er interessante (achtergrond-, historische en culturele) informatie gegeven. Op deze manier leren kinderen op een leuke manier, meer over het land en diens gewoontes. In het boek zijn ook diverse zoekspelletjes en doewerkjes te vinden. Kortom, een hartstikke leuk en vooral interessant boek voor ieder kind dat meer te weten wil komen over andere culturen. Het boek is ook geschikt te gebruiken in het basisonderwijs, wanneer het thema Índonesië wordt behandeld.
Vanuit welke beoordelingscriteria is deze recensie geschreven?
A
Sociale criteria
B
Ideologische criteria
C
Literaire criteria
D
Pedagogische criteria

Slide 18 - Quiz

Pedagogisch = op ontwikkeling gericht
Ideologisch = op normen en waarden

Informeren

Amuseren
Overtuigen
Instrueren
argumentatieve tekst
informatieve tekst
verhalende tekst
directieve tekst

Slide 19 - Drag question

This item has no instructions

Waarop zijn AVI-niveaus NIET gebaseerd?
A
Woordbetekenis
B
Aantal woorden
C
Woordfrequentie
D
Gemiddelde lengte van een woord

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Hoe heet het niveau voor begrijpend lezen?
A
CLIB
B
CLIM
C
BLITS
D
BLICK

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions