herh. donderdag 23 september

Klassenregels
Je mobiel en oordopjes zijn uit het zicht.
Je Ipad ligt plat op tafel, tenzij anders aangegeven.
De Ipad wordt alleen gebruikt voor lesdoeleinden.
Je jas hangt op de gang.
Als de docent praat, ben je stil. Je steekt je vinger op als je iets wilt zeggen.
Je eet en drinkt niet tijdens de les.
Je hebt een actieve werkhouding.
Je hebt je leerwerkboek en leesboek mee en maakt je huiswerk.



1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Klassenregels
Je mobiel en oordopjes zijn uit het zicht.
Je Ipad ligt plat op tafel, tenzij anders aangegeven.
De Ipad wordt alleen gebruikt voor lesdoeleinden.
Je jas hangt op de gang.
Als de docent praat, ben je stil. Je steekt je vinger op als je iets wilt zeggen.
Je eet en drinkt niet tijdens de les.
Je hebt een actieve werkhouding.
Je hebt je leerwerkboek en leesboek mee en maakt je huiswerk.



Slide 1 - Slide

Carrie Slee 'Spijt'
Welke drie kernwoorden 
vind jij belangrijk?

Slide 2 - Slide

Oefenen met grammatica
leerdoelen:
Ik kan de persoonsvorm en het onderwerp benoemen.
Ik kan zinnen in zinsdelen verdelen.
Ik kan de woordsoorten zelfstandig naamwoord, lidwoord en werkwoord benoemen.

Slide 3 - Slide

Wat weet je over een
persoonsvorm?

Slide 4 - Mind map

Hoe vind je het onderwerp?

Slide 5 - Mind map

In een dierenasiel/zitten/honden en katten.
Kloppen de zinsdelen?
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quiz

In een dierenasiel zitten honden en katten.
Honden en katten zitten in een dierenasiel.
Zitten honden en katten in een dierenasiel?

Slide 7 - Slide

De grote/groep/ zit /in een klein lokaal.
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quiz

Op /zaterdag /gaan we /naar de dierentuin.
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quiz

In de dierentuin/is/ een babyolifantje/geboren.
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quiz

Persoonsvorm?
Morgen ga ik naar voetbaltraining.

Slide 11 - Open question

Persoonsvorm
Ga je mee naar de stad?

Slide 12 - Open question

Persoonsvorm
Morgen gaan we naar Texel.

Slide 13 - Open question

Persoonsvorm
Gisteren was zij in het park.

Slide 14 - Open question

Onderwerp
Sarah gaat naar muziekles.
A
Sarah
B
gaat
C
naar
D
muziekles

Slide 15 - Quiz

Onderwerp
Bart en Sofie gingen met de trein naar Amsterdam.
A
Bart
B
Sofie
C
Bart en Sofie
D
gingen

Slide 16 - Quiz

Onderwerp
De hond en de kat liepen over de brug.
A
De hond
B
de kat
C
liepen
D
De hond en de kat

Slide 17 - Quiz

Spelen zij badminton in die grote zaal?
Onderwerp
A
Spelen
B
zij
C
badminton
D
in die grote zaal

Slide 18 - Quiz

Welke lidwoorden zijn er?

Slide 19 - Mind map

noem een zelfstandig naamwoord

Slide 20 - Mind map

noem een werkwoord

Slide 21 - Mind map

Dicteewoorden oefenen
Op de wisbordjes:
Vraag je buurman/buurvrouw vijf woorden.
Wissel daarna van beurt.
Wissel steeds na vijf woorden.
Kijk samen goed na!

Voorzichtig met de stiften!

Slide 22 - Slide

Wat vond je van deze les?

Slide 23 - Mind map

Huiswerk
Leer paragraaf 1.8 en 2.8.
Ook de dicteewoordjes!

Slide 24 - Slide