klas 2 over taal blok 1 en 2

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Bestaat uit =

1. is samengesteld uit
2. is van toepassing op
3. duidelijk gemaakt
4. belemmeren

belemmeren=

1. bijhouden
2. tegenhouden
3. aanhouden
4. vasthouden

een feit=

1. een mening
2. iets wat niet waar is
3. bedenksels
4. iets wat waar is

wrijving=

1. heel snel
2. iets oppoetsen
3. iets aanzetten
4. ruzie

hooggespannen=

1. heel grote
2. heel hoge
3. heel dikke
4. heel lange

verhelpen=

1. helpen
2. oplossen
3. vervolgens
4. vergeten

vervolgens=

1. daarheen
2. volgen
3. daarna
4. vervolgen

tevergeefs=

1. voor niets
2. voor altijd
3. nergens
4. nooit

desondanks=

1. heb nodig
2. heb niet nodig
3. eerst
4. toch

het systeem

1. manier waarom je iets doet
2. manier waarop iets is georganiseerd
3. manier waarop je iets denkt
4. manier hoe je loopt

rein

1. rijk
2. vies
3. schoon
4. smerig

ik loop op mijn tandvlees

1. ben heel erg moe
2. ben heel erg fit
3. heb last van mijn tanden
4. heb zin in vlees

ze zijn als water en vuur

1. ze maken een vuurtje
2. ze hebben steeds ruzie
3. ze dragen water naar de zee
4. ze zijn heel vlug

water bij de wijn doen

1. toestaan
2. toegeven
3. nadenken
4. veel wijn drinken

aangaan=

1. starten
2. eindigen
3. nadenken
4. beginnen