Lezen Blok 3 1KT

Lezen - Blok 3
Pak eerst je leesboek, we gaan eerst even lezen. 
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Lezen - Blok 3
Pak eerst je leesboek, we gaan eerst even lezen. 

Slide 1 - Slide

Deze vraag stel je wel bij verkennend lezen.
Deze vraag stel je niet bij verkennend lezen.
Wat is het onderwerp van de tekst waarschijnlijk?
Wat is het tekstdoel?
Wat betekent dit moeilijke woord?
Wat is het belangrijkste wat wordt gezegd over het onderwerp?
Wat voor soort tekst is het?

Slide 2 - Drag question

Theorie (verkennend lezen)
= de eerste stap van het leesplan.

Je kijkt naar:
- de titel
- de eerste zinnen
- de afbeeldingen
- de opvallend gedrukte woorden
- de bron 

Slide 3 - Slide

Theorie (alinea's en tussenkopjes)
Alinea's = stukjes tekst waarin elke 
keer iets ander wordt verteld over het
onderwerp. Begint altijd op een 
nieuwe regel. Soms is er een witregel.

Tussenkopje = kan bovenaan een 
alinea of groepje alinea's staan. Het
heeft aan waar het over gaat.

Slide 4 - Slide

Wat is NIET waar over een tussenkopje?
A
Een tussenkopje is dikgedrukt.
B
Een tussenkopje is de titel van een alinea.
C
Alle alinea's hebben een tussenkopje
D
Een tussenkopje staat altijd boven de alinea.

Slide 5 - Quiz

Uit welke drie delen bestaat een goede tekst vaak? Nummer ze.

Slide 6 - Open question

Theorie (inleiding - middenstuk - slot)
Inleiding
Middenstuk
Slot
Waar de tekst over gaat.
Meer over het onderwerp.
Een duidelijk einde aan de tekst.
Je komt erachter of je de rest ook wilt lezen.
In elke alinea wordt iets verteld over het onderwerp.
De tekst wordt afgesloten, bijvoorbeeld door een samenvatting.
Meestal één alinea.
Meestal meerdere alinea's.
Meestal één alinea.

Slide 7 - Slide

Wat is een tekstdoel?

Slide 8 - Open question

Welke drie tekstdoelen heb je al geleerd? Nummer ze.

Slide 9 - Open question

Theorie (tekstdoel: uitleg geven)
tekstdoel
tekstsoort
tekstvorm
informeren: de lezer iets nieuws vertellen
informerende tekst
bijvoorbeeld: nieuwsbericht, tijdschriftartikel
amuseren: de lezer vermaken door iets grappigs of boeiends te vertellen
amuserende tekst
bijvoorbeeld: stripverhaal, gedicht, songtekst
overhalen: de lezer aansporen iets te gaan doen
aansporende tekst
bijvoorbeeld: reclametekst, folder
uitleg geven: de lezer uitleggen hoe iets in elkaar zit of werkt
uiteenzettende tekst
bijvoorbeeld: schoolboektekst, recept, handleiding

Slide 10 - Slide

De schrijver wil je vermaken.
DOEL?
A
uitleg geven
B
overhalen
C
informeren
D
amuseren

Slide 11 - Quiz

De schrijver wil zeggen hoe je iets moet doen.
DOEL?
A
amuseren
B
uitleg geven
C
informeren
D
overhalen

Slide 12 - Quiz

De schrijver wil dat je iets te weten komt.
DOEL?
A
informeren
B
amuseren
C
overhalen
D
uitleg geven

Slide 13 - Quiz

De schrijver wil dat je iets wel of niet gaat doen.
DOEL?
A
overhalen
B
amuseren
C
informeren
D
uitleg geven

Slide 14 - Quiz


Slide 15 - Open question


Slide 16 - Open question


Slide 17 - Open question

Aan de slag!
Weektaak:  Lezen Blok 3
1KT: 3.12 t/m 3.16 

Slide 18 - Slide