Grammatica

Magister
Lezen 'Persoonlijk voornaamwoord' op blz. 195 in je boek
Lezen 'Bezittelijk voornaamwoord' op blz. 196 in je boek
Bekijken filmpje over deze theorie via Youtube

Je maakt de volgende opdrachten: 
opdracht 4, 5, 6 op blz. 195
opdracht 9 en 11 op blz. 196



De antwoorden van deze opdrachten deel ik met jullie tijdens de les (via scherm delen). 
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Magister
Lezen 'Persoonlijk voornaamwoord' op blz. 195 in je boek
Lezen 'Bezittelijk voornaamwoord' op blz. 196 in je boek
Bekijken filmpje over deze theorie via Youtube

Je maakt de volgende opdrachten: 
opdracht 4, 5, 6 op blz. 195
opdracht 9 en 11 op blz. 196



De antwoorden van deze opdrachten deel ik met jullie tijdens de les (via scherm delen). 

Slide 1 - Slide



WAT IS EEN INFINITIEF?

Slide 2 - Slide

Wat is de infinitief van 'gekleurd'?

Slide 3 - Open question

Wat is de infinitief van 'kochten'?

Slide 4 - Open question

Verandert niet als je de zin van tijd verandert
Er staat altijd een persoonsvorm in de zin.
Begint met ge-, be- of ver-.
Maken
Gemaakt
Hele werkwoord (infinitief)
Voltooid deelwoord
(vdw)

Slide 5 - Drag question



ZINSDEELSTREPEN

Slide 6 - Slide

Zijn de zinsdeelstrepen juist verdeeld?
Waarom heb | je | dat | verteld?
A
ja
B
nee

Slide 7 - Quiz

De zinsdeelstrepen staan goed.
Sommige / klanten / gaven / haar / vreemde blikken.
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quiz

Zijn de zinsdeelstrepen juist verdeeld?
Zij | heeft | kauwgom | in haar haar.
A
ja
B
nee

Slide 9 - Quiz

De zinsdeelstrepen staan goed:

Vanmorgen / hing / Karin / de reclamebordjes / op.
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quiz



MEEWERKEND VOORWERP

Slide 11 - Slide

Meewerkend voorwerp

Slide 12 - Slide

Hoe vind je een bepaald zinsdeel?
zin in een andere tijd zetten
wie/wat + gez + ond
wie/wat + gez
aan/voor wie?
gezegde
lijdend voorwerp
onderwerp
meewerkend voorwerp

Slide 13 - Drag question

Mijn moeder

geeft

mij
een glas ranja
onderwerp
gezegde
meewerkend voorwerp
lijdend
voorwerp

Slide 14 - Drag question

De meester moet haar de taalles uitleggen
persoonsvorm
onderwerp
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
gezegde

Slide 15 - Drag question

De lerares geeft alle leerlingen een toets.
persoonsvorm
onderwerp
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
gezegde

Slide 16 - Drag question

  meewerkend voorwerp
  lijdend voorwerp
  werkwoordelijk gezegde
  onderwerp
Sleep de zinsdelen naar het juiste vak
De ober
heeft
de jas
aan de klant
gegeven.

Slide 17 - Drag question

Persoonlijk voornaamwoord
en 
Bezittelijk voornaamwoord

Slide 18 - Slide

Nakijken en bespreken 
van het huiswerk

Slide 19 - Slide

Maken opdracht 12 op blz. 197

Slide 20 - Slide