Klas 1HV, Nieuw Nederlands, Hoofdstuk 1, spelling

Nederlands
Hoofdstuk 1, paragraaf spelling
Klas: 1HA3, 1EHA2
Docent: Nick Stoof
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

Nederlands
Hoofdstuk 1, paragraaf spelling
Klas: 1HA3, 1EHA2
Docent: Nick Stoof

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
  • Je leert wanneer je hoofdletters moet gebruiken.
  • Je leert wanneer je leestekens moet gebruiken.

Slide 2 - Slide

Wanneer moet je een hoofdletter gebruiken?

Slide 3 - Open question

Hoofdletters
  • Iedere zin begint met een hoofdletter.
  • Namen horen met een hoofdletter geschreven te worden.
  • Ook aardrijkskundige namen beginnen met een hoofdletter.
  • Ook feestdagen en historische gebeurtenissen.

Slide 4 - Slide

Met of zonder hoofdletter?
A
Maaike
B
maaike

Slide 5 - Quiz

Met of zonder hoofdletter?
A
Pasen
B
pasen

Slide 6 - Quiz

Met of zonder hoofdletter?
A
Aardrijkskunde
B
aardrijkskunde

Slide 7 - Quiz

Met of zonder hoofdletter?
A
Amsterdam
B
amsterdam

Slide 8 - Quiz

Met of zonder hoofdletter?
A
maandag
B
Maandag

Slide 9 - Quiz

Opdrachten
  • Maken van hoofdstuk 1, paragraaf spelling (blz. 34):
Startopdracht + opdracht 1, 2

  • Lezen uit je boek

Slide 10 - Slide

Nederlands
Hoofdstuk 1, paragraaf spelling
Klas: 1HA3, 1EHA2
Docent: Nick Stoof

Slide 11 - Slide

Lesdoelen
  • Je leert wanneer je hoofdletters moet gebruiken.
  • Je leert wanneer je leestekens moet gebruiken.

Slide 12 - Slide

voorbeelden van leestekens zijn:
A
dikgedrukte letters
B
schuingedrukte letters
C
titels van teksten
D
komma, hoofdletter, uitroepteken, punt

Slide 13 - Quiz

Welke leestekens ken je en wanneer gebruik je ze?

Slide 14 - Open question

Leestekens

Slide 15 - Slide

Leestekens

Slide 16 - Slide

komma
De komma is een korte pauze in een zin.
Je gebruikt een komma...
bijvoorbeeld
als je iemand aanspreekt
'Hé, wat doe jij hier?'
tussen delen van een opsomming
In de zomer ga ik fietsen, zwemmen, wandelen en raften.
voor voegwoorden als: want, maar, omdat, zoals.
In deze zin staat een komma, want er staat een voegwoord in.
tussen twee persoonsvormen
Pas toen hij dat zei, vielen de puzzelstukjes op z'n plaats.

Slide 17 - Slide

Welke zin is juist geschreven?
A
Heb jij al geleerd voor het proefwerk van morgen.
B
Heb jij al geleerd voor het proefwerk van morgen!
C
Heb jij al geleerd voor het proefwerk van morgen?

Slide 18 - Quiz

Welke zin is juist geschreven?
A
Die les was echt geweldig!
B
Die les was echt geweldig?
C
Die les was echt geweldig

Slide 19 - Quiz

Welke zin is juist geschreven?
A
Vandaag hebben we Frans. Nederlands. Engels en gym.
B
Vandaag hebben we Frans, Nederlands, Engels en gym.
C
Vandaag hebben we Frans Nederlands Engels en gym.

Slide 20 - Quiz

Opdrachten
  • Maken van hoofdstuk 1, paragraaf spelling (blz. 35):
Opdracht 3, 4, 5

  • Lezen uit je boek

Slide 21 - Slide