Herhaling grammatica H4

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

Herhaling grammatica

alles op een rijtje

Zelfstandige naamwoorden waren namen van mensen, dieren, dingen, aardrijkskundige namen en emotie. 

lidwoorden: de, het, een 

werkwoorden: woorden die zeggen wat er gebeurt of wat iemand doet. 

Andere tijd

Soms staan er meerdere werkwoorden in een zin. 

Dan kun je de persoonsvorm vinden door de zin in een andere tijd te zetten.

Voorbeeld: 

Ik wil bij Janneke logeren.

Ik wilde bij Janneke logeren.

Het werkwoordje wat van tijd verandert, is de pv! 

Er komen een paar zinnen

Jij moet kiezen of het een zelfstandige naamwoord, lidwoord of een werkwoord is. 

Kees gaat vrijdag volleyballen.

volleyballen =

1. lidwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. werkwoord

Johan loopt naar de winkel.

de =

1. lidwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. werkwoord

Mijn oma heeft de kachel aangemaakt.

heeft =

1. lidwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. werkwoord

Mo heeft een nieuw trainingspak.

trainingspak

1. lidwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. werkwoord

Noteer het werkwoord uit de zin:
Ik fiets morgen naar de stad.

Noteer het werkwoord uit de zin:

Harrie voetbalt als de beste!

noteer de zelfstandige naamwoorden uit de zin:
Jopie kookt graag soep.

Noteer het lidwoord uit de zin:

Ik maak mijn huiswerk altijd aan de keukentafel.

Noteer de werkwoorden uit de zin:

Wij gaan graag een stukje hardlopen.

Wij hebben geluk.
wat is de pv?

1. wij
2. hebben
3. geluk

Ik heb een kaartje voor het concert.
pv =

Jan maakt het liefst géén huiswerk.
pv =

Kevin gaat elke vrijdag voetballen.
pv =

Ga jij zaterdag ook boodschappen doen?
pv =

Mijn vader houdt van tennissen.
pv =

andere vormen

Behalve de pv, zijn er ook andere vormen van het werkwoord.

- het hele werkwoord

- het voltooid deelwoord

het hele werkwoord

is de vorm van het werkwoord zoals die in het woordenboek staat. 

Een heel werkwoord in de zin kun je niet van tijd veranderen. 

(Want: alleen de persoonsvorm kan veranderen)

bijvoorbeeld:

Wij moeten morgen zwemmen.

pv = moeten, hele werkwoord = zwemmen

voltooid deelwoord

Dit is de vorm van het werkwoord die bij een persoonsvorm van hebben, worden of zijn in de zin staat.

Ali heeft zijn broer gebeld. 

Piet wordt naar het ziekenhuis gebracht

Janneke is door de dokter onderzocht

Deze klas kan supergoed werken.
kan =

Mijn juf houdt van roze.
houdt =

In de bioscoop draait een leuke film.
draait =

Hij moet dat wel geloven.
geloven =

Deze fiets is kapot.
is =

Mijn auto is niet gekeurd.
gekeurd =

Wat moet je doen?

Zelftoets grammatica en 

Verder oefenen 1

Verder oefenen 2