What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Werkwoorden met vaste voorzetsels
Werkwoorden en uitdrukkingen met vaste voorzetsels
1 / 27
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
ISK
This lesson contains
27 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Werkwoorden en uitdrukkingen met vaste voorzetsels
Slide 1 - Slide
Geen nieuwe regels
- Werkwoorden met vaste voorzetsels zijn allemaal weetwoorden
- Ze kunnen niet veranderen --> een ander voorzetsel is niet mogelijk
Slide 2 - Slide
Uitdrukkingen met vaste voorzetsels
- Niet letterlijk
- Dit wil zeggen dat wat je zegt, niet gelijk hoeft te zijn aan wat je bedoelt.
- Bijvoorbeeld: op de hoogte zijn van iets
Slide 3 - Slide
Handige tip
- Lijst met werkwoorden met een vast voorzetsel staan op DISK
https://www.nt2.nl/documenten/in_zicht/lijst_werkwoorden_met_een_vast_voorzetsel.pdf
Slide 4 - Slide
Wat weten jullie?
Quiz: welke vaste voorzetsels horen bij de werkwoorden?
Slide 5 - Slide
Meneer Jan moet zich aanpassen .......... het niveau van de leerlingen
A
met
B
aan
C
tegen
D
op
Slide 6 - Quiz
Mohammed slaagt ...... de havo
A
voor
B
aan
C
achter
D
op
Slide 7 - Quiz
Meneer Luc trakteert de klas ........ een grote zak snoep
A
met
B
aan
C
op
D
voor
Slide 8 - Quiz
Khalid geniet ......... de voetbalwedstrijd
A
van
B
voor
C
naast
D
op
Slide 9 - Quiz
Mahmoud zorgt .......... zijn hond
A
aan
B
met
C
voor
D
op
Slide 10 - Quiz
Of klas 3C2 volgende week hoge cijfers halen voor de toets hangt af .......... hoe goed zij leren
A
van
B
aan
C
op
D
voor
Slide 11 - Quiz
Mevrouw Marlies ergert zich ........ leerlingen die vliegtuigjes door de klas gooien
A
aan
B
met
C
op
D
tegen
Slide 12 - Quiz
Kan de mentor mij toevoegen .......... de groepsapp?
A
over
B
aan
C
voor
D
met
Slide 13 - Quiz
Veel mensen stemmen ......... Mark Rutte met de verkiezingen
A
voor
B
achter
C
op
D
van
Slide 14 - Quiz
Het is heel vervelend als je zakt ....... je rijbewijs
A
met
B
aan
C
voor
D
op
Slide 15 - Quiz
Uitdrukkingen met een vast voorzetsel
- Moeilijker want: extra werkwoord
- Eerst samen even oefenen, daarna gaan we zelfstandig een opdracht maken
Slide 16 - Slide
Wat betekent: verliefd zijn op?
A
Iemand heel aantrekkelijk en mooi vinden
B
Iemand niet leuk vinden
Slide 17 - Quiz
Wat betekent: een hekel hebben aan?
A
Iemand aantrekkelijk vinden
B
Iets of iemand haten
C
Iets leuk vinden
D
Een hobby hebben
Slide 18 - Quiz
Wat betekent: verantwoordelijk zijn voor?
A
Zelf opletten op dingen
B
Je ouders laten letten op dingen
C
Domme dingen doen
Slide 19 - Quiz
Wat betekent: je zorgen maken over
A
Dat iets je niet uitmaakt
B
Dat je ontspannen bent
C
Dat je iemand gaat helpen die ziek is
D
Nadenken over iets en bang zijn dat het fout gaat
Slide 20 - Quiz
Wat betekent: op de hoogte zijn van?
A
Je bent hoog in de bergen geklommen
B
Je weet alle nieuwe informatie
C
Je weet niet wat er gebeurd is
D
Je zoekt naar alle informatie
Slide 21 - Quiz
Wat betekent: niet geschikt zijn voor?
A
Betekent dat de maat kleding jou niet past
B
Dat je ergens niet van schrikt
C
Dat iets niet bij jou past. Het is niet iets voor jou.
D
Dat je ergens heel erg van schrikt
Slide 22 - Quiz
Wat betekent: ervaring hebben met?
A
Je weet wat je moet doen omdat je het eerder gedaan hebt
B
Je gaat varen op een boot
C
Je bent afwezig op de dag dat je diploma wordt uitgereikt
D
Je weet niet waar je moet beginnen.
Slide 23 - Quiz
Wat betekent: boos zijn op?
A
Iemand of iets even niet leuk vinden
B
Blij zijn voor iemand
C
Een appeltje te schillen hebben met iets of iemand
D
Je bent heel erg moe
Slide 24 - Quiz
Wat betekent: bang zijn voor?
A
Je vindt iets niet zo eng
B
Je vindt iets heel erg eng
Slide 25 - Quiz
Wat betekent: behoefte hebben aan?
A
Je bent een beetje moe en boos tegelijk
B
Je bent bang voor iets maar je weet niet wat je moet doen
C
Je wil graag iets hebben of doen
Slide 26 - Quiz
Klaar
- Jullie krijgen nu de bladen met de werkwoorden en uitdrukkingen
- Ook nog wat extra oefeningen
Slide 27 - Slide
More lessons like this
Werkwoorden met vaste voorzetsels
August 2024
- Lesson with
24 slides
Nederlands
ISK
Werkwoorden met vaste voorzetsels
November 2024
- Lesson with
24 slides
Nederlands
ISK
Les 32-33
February 2024
- Lesson with
17 slides
NT2
MBO
Studiejaar 1
2223 Woordenschat les 3
October 2022
- Lesson with
47 slides
Nederlands
Hoger onderwijs
2V H3 Woordenschat
January 2022
- Lesson with
19 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
quiz: 17 vr
April 2024
- Lesson with
17 slides
1.5 woorden - les 3
November 2024
- Lesson with
28 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3
Woorden met een vast voorzetsel
May 2020
- Lesson with
12 slides
by
Numo
Nederlands
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 1,2
Numo