V5 Het Nederlandse belastingstelsel

Het Nederlandse belastingstelsel
1 / 32
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4,5

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Het Nederlandse belastingstelsel

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt het belastbaar inkomen berekenen.
  • Je kent aftrekposten, bijtellingen en kortingen.
  • Je kunt uitleggen hoe de tarieven inkomstenbelasting zijn opgebouwd.
  • Je kunt uitleggen wat loonheffing is.
  • Je weet welk inkomen in welk box valt.
  • Je kunt de te betalen heffing berekenen.

Slide 2 - Slide

Inkomstenbelasting
Iedereen moet over zijn inkomen inkomstenbelasting betalen. Na afloop van een jaar krijg je via MijnOverheid.nl bericht dat je aangifte van je inkomsten moet doen.

Na aangifte krijg je een aanslag, hierin staat wat je aan inkomstenbelasting verschuldigd bent.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Fiscus
Loonheffing = voorheffing

Teruggave
of
Bijbetalen

Slide 5 - Slide

Inkomstenbelasting

Slide 6 - Slide

Belastbaar inkomen box 1 

Slide 7 - Slide

Rekenopgave
De WOZ-waarde van een woning is € 180.000. Bereken het eigenwoningforfait.
Antwoord
180000 : 100 x 0,55 = € 990
Het eigenwoningforfait is een percentage van de waarde van je woning. Dit moet je bij je inkomen optellen.

Slide 8 - Slide

Aftrekposten
Bepaalde kosten mag je in mindering brengen op je inkomen, zodat je minder belasting hoeft te betalen.

  • Hypotheekrenteaftrek
  • OV Reiskosten
  • Giften
  • Kinderopvang

Slide 9 - Slide

Voorbeeld berekening belastbaar inkomen
Wendy heeft een brutojaarinkomen van € 36.000,-
Daarnaast heeft ze een huis met een hypotheek van € 250.000,- met een rente van 4,5%.  Het eigen woningforfait is 0,55%, de woningwaarde is € 250.000,-.
Bereken haar belastbaarinkomen.

Bruto jaarinkomen                                             € 36.000,-
Aftrekpost      € 250.000,- x 0,045   =          € 11.250,-          -
Bijtelling         € 250.000 x 0,55 : 100 =        €   1.375,-          +
Belastbaar inkomen                                          € 26.125,-        
bijtelling is het eigenwoningforfait. Hierdoor is het belastbaar inkomen hoger en zal je meer belasting moeten betalen. De aftrekposten zorgen er juist voor dat je belastbaar inkomen dus lager zal worden.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Voorbeeld berekening heffing box 1
Wendy heeft een belastbaar inkomen van € 26.125,-

Belastbaar inkomen                    €26.125
Schijf 1                                               €19.645      x 0,37 = €7.268
Rest belastbaar inkomen          €6.480
Schijf 2                                               €6.480       x 0,42 = €2.721
Totale heffing box 1                                                         = €9.989

Slide 15 - Slide

Berekenen: totale heffing box 2

Voor deze box hoef je niets te berekenen.

Het kan wel voorkomen dat de totale heffing box 2 gegeven wordt in de opgave.

Slide 16 - Slide

Berekenen: totale heffing box 3

Fictief rendement in schijf 1               +
Fictief rendement in schijf 2*            +
Fictief rendement in schijf 3*            +
Totaal fictief rendement                       =

Totale heffing box 3 = 
totaal fictief rendement x belastingpercentage

Slide 17 - Slide

Berekenen: inkomstenbelasting

Totale heffing box 1                            +
Totale heffing box 2                           +
Totale heffing box 3
                           +
Voorlopig totale heffing                   =
Kortingen                                                -
Te betalen inkomstenbelasting    =

Slide 18 - Slide

Het belastingpercentage wordt hoger naarmate het belastbaar inkomen toeneemt.

Slide 19 - Slide

Progressief belastingtarief (2)
Progressief tarief: naarmate je meer verdient, wordt het heffingspercentage groter → nivellerend (inkomensverschillen worden naar verhouding kleiner)  

Het schijventarief in box 1 is hier een voorbeeld van.   

Bij een progressief belastingstelsel betaal je dus ook PROCENTUEEL meer belasting bij een hoger inkomen.  

Slide 20 - Slide

Het belastingpercentage wordt lager naarmate het belastbaar inkomen toeneemt.

Slide 21 - Slide

Degressief belastingtarief (2)
Degressief tarief: naarmate je meer verdient, wordt het heffingspercentage kleiner → denivellerend (inkomensverschillen worden naar verhouding groter)  

Bij een degressief belastingstelsel betaal je dus ook PROCENTUEEL minder belasting bij een hoger inkomen.  

Slide 22 - Slide

Het belastingpercentage blijft gelijk naarmate het belastbaar inkomen toeneemt.

Slide 23 - Slide

Proportioneel belastingtarief (2)
Proportioneel tarief: naarmate je meer verdient, wordt blijft heffingspercentage gelijk → de relatieve inkomensverschillen blijven gelijk.


Bij een proportioneel belastingstelsel betaal je dus ook PROCENTUEEL evenveel belasting bij een hoger inkomen.  

Slide 24 - Slide

Controle quiz
Even snel een aantal vragen!

Slide 25 - Slide

Wat is een aftrekpost bij de inkomstenbelasting?
A
hypotheekaflossing
B
hypotheekrente

Slide 26 - Quiz

Inkomstenbelasting is progressief want met hoger inkomen betaal je naar verhouding meer belasting.
A
juist
B
onjuist
C
Wat?
D
Wanneer hebben we extra lessen?

Slide 27 - Quiz

Waar bestaat de loonheffing uit?
A
nettoloon en loonbelasting
B
loonbelasting en sociale premies werkgever
C
sociale premies werkgever en sociale premies werknemer
D
loonbelasting en sociale premies werknemer

Slide 28 - Quiz

Juist of onjuist?

Het belastbaar inkomen wordt hoger door de aftrekposten.
A
juist
B
onjuist

Slide 29 - Quiz

Welke van de volgende zijn alleen maar aftrekposten?

A
reiskosten en hypotheekrente
B
hypotheekrente en een auto van de zaak
C
loon en eigenwoningforfait
D
studiekosten en eigenwoningforfait

Slide 30 - Quiz

Instructiefilmpjes
Het  filmpje gaat over box 1.

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Video