Les 7 - V4 - describir la ropa y con el imperfecto

Bienvenidos V4sptl1
miércoles, 2 de octubre de 2024

Objetivo
Escribir sobre la ropa de la fiesta en el imperfecto

1 / 30
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Bienvenidos V4sptl1
miércoles, 2 de octubre de 2024

Objetivo
Escribir sobre la ropa de la fiesta en el imperfecto

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

La clase anterior
in het noorden
ten noorden van

ser, estar of hay?
 waar en ten opzichte waarvan het ligt
beschrijving van hoe iets is of eruit ziet?
wat er allemaal is.
verschil tussen ''a'' en ''en''

Slide 3 - Slide

Repasar los deberes con un pepe

Slide 4 - Slide

Mejorar parte II- el lugar de la fiesta
con feedback de la profe

Slide 5 - Slide

Vuestros errores

Op vakantie zijn in: estar de vacaciones en ...

Op vakantie gaan naar: ir de vacaciones a ...

Slide 6 - Slide

Vuestros errores
Een bezienswaardigheid

una curiosidad
of
un lugar de interés turístico
of
una atracción turística

Slide 7 - Slide

Woordvolgorde

bijvoeglijke naamwoord komt bijna altijd achter het zelfstandig naamwoord

Plaats of tijdbepaling Onderwerp - persoonsvorm- lijdend vw - meew vw - plaats of tijd bepaling

Slide 8 - Slide

Geslacht van woorden en concordantie
woorden op -ad en -ión altijd vrouwelijk

Houd rekening met mannelijk en vrouwelijk en meervoud

Lidwoorden, bezittelijke en aanwijzende voornaamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden moet overeenkomen in geslacht en aantal van het zelfstandignaamwoord waar zij bij horen

Slide 9 - Slide

Para
para = voor (bestemd voor) en om te + infinitivo
Hemos viajado a México para celebrar El Día de los Muertos
Este regalo es para ti.


Slide 10 - Slide

El perfecto
Ik ben naar Valencia gekomen.

?????

Slide 11 - Slide

Datum
Navidad se celebra el 25 de diciembre

Las Fallas se celebra del ...... al ..... de febrero

Slide 12 - Slide

Wanneer is deel 2 (el lugar) okay / af
  1. Als je een inleidende zin hebt om over de plek van het feest te beginnen.
  2. Als je vertelt waar het feest wordt gevierd.
  3. Als het feest op meerdere plekken wordt gevierd dan kies je 1 plek en vertel dat ook
  4. Als je met behulp van een kaart hebt uitgelegd waar die plek ligt. (ligt in ..)
  5. Als je daarbij 2x genoemd hebt ten ... van ..
  6. Als je de plek beschrijft (dorp, stad, mooi, groot etc)
  7. Als je vertelt wat er op die plek nog meer voor interessants is. (waarbij je die dingen ook beschrijft: wat het is, mooi, groot, indrukwekkend etc).
  8. Als je vertelt met wie je daar was / of wie je hebt leren kennen.
  9. Als je 2x estar, 2x hay en 2x ser hebt gebruikt.
  10. Als je geen concordantiefouten hebt gemaakt.
timer
10:00

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

El imperfecto regular
Leerwerk

Slide 15 - Slide

El imperfecto irregular
Leerwerk

Slide 16 - Slide

El uso del imperfecto
Bij het BESCHRIJVEN van gewoontes/herhalingen uit het verleden.
Bij het BESCHIJVEN van mensen / dingen / situaties uit het verleden
Begin en eind niet bekend
Bijvoorbeeld:
Het weer, de sfeer, hoe iets of iemand eruitzag, of het er druk was, of er veel verkeer was, dat de optocht lang was etc

Leerwerk

Slide 17 - Slide

Los marcadores del imperfecto
antes = vroeger
muchas veces = vaak
cada día  = elke dag
todos los días = elke dag
generalmente = normaalgesproken
nunca = nooit
a veces = soms
de vez en cuando = soms
todas la semanas = elke week
normalmente = normaalgesproken
siempre = altijd
en aquellos días = in die dagen, toen
mucho = veel
de joven = toen .. jong was
porque = omdat

Leerwerk

Slide 18 - Slide

timer
1:00
Escribe en español 5 palabras relacionadas a la ropa que puedes usar en tu presentación

Slide 19 - Mind map

Mira este vídeo sobre una fiesta española y describe la ropa que ves
ropa - colores - materiales

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

Escribe ahora 2 frases en español sobre la ropa de las personas en el vídeo (frases con verbos)
timer
2:00

Slide 22 - Open question

La ropa tradicional de la fiesta
Wat droegen de Spanjaarden tijdens het feest? Schrijf hier uitgebreid over (stof, kleuren, printjes)
Zagen ze er mooi uit?
Was het traditionele kleding?
Wat droegen de kinderen, iets anders? (uitgebreid vertellen)
Waarom droegen ze die kleren?
Wat droegen jullie? (uitgebreid vertellen)
Welke verleden tijd?
Welke verleden tijd gebruik je voor beschrijvingen?
Welke werkwoorden kan je gebruiken?
Concordancia!!
Concordancia !!
timer
15:00

Slide 23 - Slide

Practicar a presentar
¿Hay voluntarios?

Slide 24 - Slide

La planificación
miércoles, 2 de octubre: la ropa tradicional de la fiesta
jueves, 3 de octubre: textos
miércoles, 9 de octubre: la comida típica de la fiesta
jueves, 10 de octubre: textos
miércoles, 16 de octubre: la música y baile en la fiesta
jueves, 17 de octubre: textos
miércoles, 23 de octubre: fin de la presentación
jueves, 24 de octubre: mejorar y practicar la presentación (ook inhaaldag)
Na deze les krijg je de tekst van je presentatie mee naar huis.
Na de vakantie: presentaties!!

Slide 25 - Slide

Levanta si estás de acuerdo

  1. Sé cómo se forma el imperfecto.
  2. Sé cuándo se usa el imperfecto.
  3. Puedo nombrar 4 marcadores del imperfecto.
  4. He terminado la parte sobre el lugar de la fiesta.
  5. He terminado la parte sobre la ropa.
  6. Sé cuándo tenemos la presentaciones

Slide 26 - Slide

Los deberes
Leren
de vervoeging van de imperfecto (regelmatig en onregelmatig)
Zie hiervoor je aantekeningen, lessonup 7 of het filmpje in magister op woensdag 2 november.
vocabulaire esp-hol p. 51 t/m 57
Doen/maken
Stukje tekst schrijven in het Nederlands voor de volgende slide van je presentatie (comida típica)

Slide 27 - Slide

Escribir texto en español
timer
10:00
Klaar? 
Bedenk 5 vragen voor de klas over de inhoud van je presentatie -> in het Spaans

Slide 28 - Slide

Escribir texto en español
timer
10:00
Klaar? 
Bedenk 5 vragen voor de klas over de inhoud van je presentatie -> in het Spaans

Slide 29 - Slide

Trabajo extra
Escribe en español un texto de 100 palabras y manda a teams chat
Wat voor huiswerk moest je maken?
Waar ging het over?
Waarom moest je het maken.
Hoeveel tijd kost het huiswerk (= durar)
Waarom heb je het niet gemaakt?
Wat heb je gedaan met de tijd die het huiswerk zou kosten

Slide 30 - Slide