19. Communiceren kun je leren

Communiceren kun je leren
1 / 18
next
Slide 1: Slide
LOBMBOStudiejaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Communiceren kun je leren

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat ga je leren?
Communiceren zonder woorden.
Waar let je op met communicatie?
Communicatie met collega's/klanten.
Communicatie op BPV/Werk


Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Communiceren
ewelkW
zender
ontvanger
het doorgeven en ontvangen van informatie
informatie
middel

Slide 3 - Slide

Alle gesprekken die je voert, via welk middel dan ook, is een vorm van communicatie. Wij communiceren tegenwoordig heel vaak via een medium.
Communiceren op werk en/of school


Bekijk het volgende filmpje en bedenk: wat gaat hier niet goed?

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Slide 5 - Video

This item has no instructions

Wat gaat er mis in de communicatie?

Slide 6 - Open question

This item has no instructions

Hoe je iets zegt is belangrijk!
Het gaat er niet alleen om wat je precies zegt, maar ook hoe je het zegt. 

Bekijk het volgende filmpje maar!

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 8 - Video

This item has no instructions

Wat valt je op aan de communicatie in het filmpje?

Slide 9 - Open question

This item has no instructions

Je hebt twee soorten communicatie.

Verbaal - Dat wat je zegt.

Non-verbaal - Wat je met je lichaam zegt.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Verbale communicatie
Verbale communicatie = communicatie waarbij gebruik wordt gemaakt van (gesproken of geschreven) woorden.

Telefoneren is een voorbeeld van verbale communicatie. Je gebruikt woorden.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Non-verbale communicatie
Non-verbale communicatie = communicatie waarbij geen gebruik wordt gemaakt van woorden.


Bij non-verbale communicatie maak je gebruik van:
Gebaren: hand opsteken en wenken, naar iets wijzen
Hoofdbeweging: ja knikken, nee schudden
Gezichtsuitdrukkingen: lachen, boos, vies gezicht trekken, verbaasd kijken
Lichaamshoudingen: met gekromde schouders, rechtop of met gebogen hoofd staan
Stembuigingen: met je stem duidelijk maken of je hoopvol, bedroefd, vrolijk, vragend of bemoedigend bent
Symbolen, plaats etc: bijvoorbeeld verkeersborden, pictogrammen

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Communiceren belangrijk
Waarom is communiceren belangrijk?

Waar is dit belangrijk?

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Wat zijn goede tips om beter met docenten te communiceren?

Slide 14 - Open question

This item has no instructions

Tips (voor op je werk of stage)
  • Oogcontact maken en begroeten​
  • Toon interesse in de klant en neem de tijd voor de klant​
  • Blijf kijken of er klanten zijn die iets willen vragen of iets zoeken​
  • Vriendelijke uitstraling (je zegt ook iets zonder te praten: denk aan boos kijken, enzovoort)​
  • Vraag van de klant beantwoorden, als je geen antwoord weet zeg je dat je het gaat navragen bij een collega​
  • Als het je niet duidelijk is wat de klant bedoelt, vraag vriendelijk toelichting​
  • Vergeet niet te luisteren​
  • Geen privégesprekken als er klanten zijn die dit kunnen horen​
  • Toon begrip als ze zelf willen rondkijken​
  • Geen kauwgum of eten op de werkvloer​









Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Tips (communicatie met klasgenoten)

  • Luister wat er gezegd wordt​
  • Toon interesse en wees vriendelijk​
  • Weet dat je gezicht ook iets zegt als je niet praat (bijvoorbeeld: boos, vrolijk, geinteresseerd, enz.)​
  • Feedback krijgen zien als tip ter verbetering of compliment​
  • Bij samenwerken hoort communiceren, overleggen met elkaar​
  • Check zo nodig bij de ander door dat wat gezegd is te herhalen (als het niet duidelijk is)​
  • vraag verduidelijking als je niet begrijpt wat er bedoeld wordt ​
  • Vergeet niet te luisteren!







Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Opdracht communiceren en luisteren
- Maak tweetallen
- Je krijgt beiden dezelfde kleurplaat
- Je gaat de kleurplaat om dezelfde manier inkleuren, maar je mag niet bij elkaar kijken. Je moet dus duidelijk omschrijven.
- Je geeft om de beurt instructies (bijv: kleur het mannetje met de hoed groen en de hoed blauw)

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Slide 18 - Slide

This item has no instructions