2025-01-08 ISK-K Dagen, maanden - Disk thema 1




Het is vandaag woensdag.
Het is vandaag winter.
Het is vandaag 8 januari.

1 / 36
next
Slide 1: Slide
NT2ISK

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson




Het is vandaag woensdag.
Het is vandaag winter.
Het is vandaag 8 januari.

Slide 1 - Slide

Lesplan
  1. Overhoring nieuwe woorden van  gisteren
  2. De dagen van de week
  3. De seizoenen
  4. De maanden
  5. De datum
  6. Zelfstandig werken (DISK/LOWAN)
  7. Ren-dictee



Slide 2 - Slide

Schriftelijke overhoring
Als je klaar bent mag je een boek uit de kast pakken.

Slide 3 - Slide

Schrijf het goede woord op het blaadje
1. niet het begin maar ...                                         6. dit heet ...   
2. niet oud maar ...                                               
3. dit is een ...                                                               7. dit is ...               


                                                                                           8. Met Nieuwjaar wensen wij 
4. dit zijn ....                                                                        elkaar ....

                    
                 
timer
5:00

Slide 4 - Slide

Herhalen: Het jaar
  • Een jaar heeft ..... weken.
  • Een week heeft ..... dagen.
  • Een maand heeft ..... of ..... dagen.
  • Februari heeft ..... dagen.
  • En jaar heeft .....maanden.
  • Een jaar heeft ..... seizoenen.

Slide 5 - Slide

Welke dag is het vandaag? 
Welke maand is het vandaag? 
Welk seizoen is het vandaag?
Welke datum is het vandaag? 

Slide 6 - Slide

Dagen van de week
Weekend

Slide 7 - Slide

De seizoenen

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

januari
februari
maart
april
mei
juni
augustus
september
oktober
november
december
juli

Slide 10 - Drag question

Ga staan als je ...
In januari jarig bent.

Slide 11 - Slide

Ga staan als je ...
13 jaar oud bent.

Slide 12 - Slide

Ga staan als je ...
in de zomer jarig bent

Slide 13 - Slide




Het is vandaag ....
Het is vandaag winter.
Het is vandaag ... januari.

Slide 14 - Slide

Lesplan
  1. Nieuwe woorden + uitspraak
        Persoonlijke gegevens
    2. Rendictee
    3. Het formulier
    4. Een formulier invullen
    5. Taken: Opdracht 5: HUISWERK ->
         Stuur naar je docent


                 البيانات الشخصية

النموذج              
               املأ النموذج
|  DISK Thema 1

Slide 15 - Slide

Woorden: uitspraak
  • de voornaam  -  de achternaam  - de voorletters
       Karin - Okken - K. E.
  • het adres 
  • de straatnaam - het huisnummer 
       Willemstraat - 23
  • de postcode - de plaatsnaam - de woonplaats
       3571 XG  - Utrecht

Slide 16 - Slide

vervolg  المتابعة
  • het telefoonnummer - het e-mailadres
       06 - 351 26 707 - k.junger@hotmail.com
  • het geslacht - de nationaliteit - de geboortedatum
       vrouw - Nederlandse - 21 maart 1994 / 19-03-1994

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Tijd

1: 
2: 
3: 
4: 
5: 
6: 
7: 
Spelling goed?

1:
2:
3:
4:
5:
6:
7: 

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

  • De juf krijgt de opdracht opdracht in haar Berichten.
  • De juf kijkt de opdracht na.
  • Je verbetert de fouten en levert de opdracht bij de juf in.
  • Daarna gaat de opdracht in het Schrijfportfolio.
تقوم بتصحيح الأخطاء

Slide 23 - Slide

Als je klaar bent

Slide 24 - Slide

  1. Nieuwe woorden + uitspraak
        Persoonlijke gegevens
    2. Rendictee
    3. Het formulier
    4. Een formulier invullen
    5. Het schrijfportfolio
    6. Taken: Opdracht 5: HUISWERK



Wat hebben we gedaan?

Slide 25 - Slide

Schrijf drie woorden op
die je vandaag hebt geleerd

Slide 26 - Slide

Binnen-buitenkring
Ronde 1: binnekring vraagt:                                Ronde 2: buitenkring vraagt:            
*  Wanneer ben je jarig?                                       *  Wat is je geboortejaar?
B geeft antwoord:                                                   Binnenkring geeft antwoord:
*  Ik ben op ..... jarig.                                               *  Ik ben in ..... geboren.


Slide 27 - Slide

Als je klaar bent:

Slide 28 - Slide

Kalender

  • Welke datum is het vandaag? 
       Het is vandaag ...
  • Welke dag is 12 januari. 
       12 Januari is  een  ... dag
  • Wanneer is het weekend?
       Het is weekend op ... en ...
Agenda
  • dag
  •  week
  • weekend
  • maand
  • jaar

Slide 29 - Slide

Vandaag en morgen
Weet je het nog? 
eergisteren
gisteren
vandaag
morgen
overmorgen

Slide 30 - Slide

Praat samen over de agenda. Wat doe je met een agenda? Wat schrijf je er wel in en wat niet?
Herhaal ook de dagen van de week, tijden, maanden en data.

Slide 31 - Slide

Vragen stellen in tweetallen
Wanneer ...
  • wanneer ben jij jarig? - ik ben op [datum] [maand] jarig
  • wanneer begint de voorjaarsvakantie? - de voorjaarsvakantie begint op [datum] [maand]
  • wanneer moet je daarna weer naar school? - ik moet op [datum] [dag] weer naar school

Slide 32 - Slide

Een maand heeft 4 weken.
Een week heeft 7 dagen.
Een dag heeft 24 uur.
Een uur heeft 60 minuten.
Een minuut heeft 60 seconden.

Slide 33 - Slide

Hoe lang
Vraagt naar
een periode van tijd
secondes, minuten, uren, dagen, weken, maanden, jaren

Hoe lang kan jij je adem inhouden? 
Hoe lang moet jij fietsen naar school? 

Slide 34 - Slide

Eenheden van tijd
1 millennium = 1.000 jaren
1 eeuw        = 100 jaren
1 jaar         = 4 kwartalen
1 jaar         = 12 maanden
1 jaar         = 52 weken
1 jaar         = 365 of 366 dagen
1 kwartaal   = 3 maanden

1 week = 7 dagen
1 dag = 24 uren
1 dag = 1 etmaal
1 uur = 60 minuten
1 uur = 4 kwartier
1 kwartier = 15 minuten
1 minuut = 60 seconden

Slide 35 - Slide

Zet in de goede volgorde:
overmorgen - gisteren - vandaag - morgen - eergisteren

Slide 36 - Open question