Opdracht 46
1-3 a hem = Wie kun je kopiëren op verschillende manieren?
een sleutel (regel 1)
b ze = Wie passen niet exact?
De sleutels van eenvoudige sloten (regel 4)
c die = Wie zijn bijna identiek?
exemplaren van veiligheidssleutels (regel 8-9)
d die = Wat werkt nog nauwkeuriger?
een laser (regel 18)
e die = Wie is opgeslagen op een geheugenapparaat?
een vooraf gedefinieerde kaart (regel 22)
f Die = Wie bevat alle instructies over de plaats en de omvang van de groeven?
de code (regel 23)