Didactisch handelen 1 bijeenkomst 1

1 / 42
next
Slide 1: Slide
LessonUpHBOStudiejaar 1

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Je bereidt drie lessen voor en voert deze uit. Twee lessen worden door je mentor beoordeeld, één door je leercoach. 
Tijdens deze bijeenkomsten oefenen we met het maken van goede voorbereidingen. 
De lessen die je geeft zijn:
- Taal of rekenen
- Wereldoriëntatie
- Kunst

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

We kijken naar verschillende manieren van voorbereiden.
We oefenen met het schrijven van een heldere beginsituatie.
We oefenen met het schrijven van SMART doelen.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

1. Verschillende voorbereidingen.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

1. Verschillende voorbereidingen.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

1. Verschillende voorbereidingen.
Op It's Learning vind je bij PF1DIH de lesvoorbereidingen met uitleg per vakje.
Je vind hier ook formulieren voor het jonge kind, het EDI-model en drama.
Het gebruik van dit specifieke formulier is niet verplicht. Je mag ook zelf iets ontwerpen. 

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

1. Verschillende voorbereidingen.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

1. Verschillende voorbereidingen.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

1. Verschillende voorbereidingen.
Deze student ontwikkelde zeer zorgvuldig een eigen formulier, van maar liefst 6 kantjes! Zo werd er in ieder geval niets vergeten.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

1. Verschillende voorbereidingen.
Op internet zijn veel voorbeelden van formulieren te vinden. Maar, wees kritisch! 

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

1. Verschillende voorbereidingen.
Vorm staat dus vrij. Wil je eerst oefenen voordat je een vorm kiest, kies dan het standaard pabo formulier.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Welke manier van voorbereiden denk je dat bij jou past?

Slide 14 - Mind map

This item has no instructions

We kijken naar verschillende manieren van voorbereiden.
We oefenen met het schrijven van een heldere beginsituatie.
We oefenen met het schrijven van SMART doelen.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Wat is jouw beginsituatie?
Ik heb nog geen lessen gegeven.
Ik doe maar wat bij het voorbereiden. Help!
Ik kom helemaal blanco, laat me graag verrassen.
Ik wil de puntjes op de i leren zetten.
Ik ben super prof in het voorbereiden.

Slide 16 - Poll

This item has no instructions

Opdracht:
De beginsituatie onder woorden...
Vertel elkaar een algemene objectieve beschrijving van je eigen stagegroep.

2
Vertel wat er speelt bij de kinderen: denk aan interesses of actuele zaken die relevant zijn. 

3
Bedenk allebei een vakgebied waar je vandaag een les voor wil gaan voorbereiden. Bedenk daarna een denkbeeldig onderwerp, neem iets waar je bijvoorbeeld vorige week al iets mee gedaan hebt.
1
Met welke pedagogische uitdagingen in je klas moet je rekening houden? (Denk ook aan het individuele kind, niet alleen de hele groep)
4
Met welke didactiek wordt normaal gewerkt bij dit vakgebied? (Dus klassikaal, interactief, buiten, samenwerkend leren, werkboeken, verlengde instructie)
5
Vakinhoudelijk: wat ging er vooraf aan jouw les? Wat vonden de kinderen toen nog lastig?
6
In duo's!
2. Beginsituatie
timer
15:00

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Schrijf nu beknopt op wat jij zojuist hebt verteld over jouw groep. Dit is alvast een deel van de beginsituatie van een les.
timer
3:00

Slide 18 - Open question

This item has no instructions

We kijken naar verschillende manieren van voorbereiden.
We oefenen met het schrijven van een heldere beginsituatie.
We oefenen met het schrijven van SMART doelen.

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Slide 20 - Map

Zoek: het doel (inzoomen, het is een straatje ergens in deze plaats). 
3. Doelen schrijven
Het doel (wat is je doel met de les?) :
Aan het eind van de les kunnen de kinderen de 12 hoofdsteden bij de 12 bijbehorende provincies benoemen en aanwijzen op de kaart.

De bedoeling hieronder (waarom leer je de kinderen dit aan?) :
De kinderen kunnen zich oriënteren op de kaart van Nederland zodat zij een kaartbeeld van Nederland in hun hoofd krijgen. Wat ligt ver weg en wat is juist dichtbij?



Slide 21 - Slide

This item has no instructions

3. Doelen schrijven
Wat weet je al over
SMART doelen stellen?

Slide 22 - Mind map

This item has no instructions

3. Doelen schrijven
Groep 1 en 2:
Je werkt voor de kleuters met 'bedoelingen' i.p.v. 'doelen'.

Groep 3 t/m 8: 
Je werkt met een concreet 
SMART-doel per les.

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

3. Doelen schrijven

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Een voorbeeld: het doel is SPECIFIEK.

Wel:

Kinderen kunnen aan het eind van de les uitleggen hoe een vulkaan ontstaat door zelf een schematische tekening te maken van het ontstaan van een vulkaan, waarbij ze de begrippen aardplaten, magmahaard, subductiezone, continentale korst, oceanische korst, vulkanische boog op de juiste plek zetten en hanteren. 

Niet:  
De kinderen weten hoe een vulkaan ontstaat


3. Doelen schrijven

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Een voorbeeld: het doel is MEETBAAR

Wel gebruiken:
opnoemen, schrijven, antwoorden, tekenen, verdelen, aanwijzen, spellen, maken.

Niet gebruiken:
weten, kennen, kunnen, leren, inzicht hebben, kennis hebben (kunnen wel als hulpwerkwoord)


3. Doelen schrijven

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Een voorbeeld: het doel is ACCEPTABEL

Wel:

Je hebt voor jezelf scherp waarom je dit doel wil aanleren aan de kinderen. Waarom hebben ze dit nodig in het leven?

Niet:  
De methode zegt het, dus we doen het.


3. Doelen schrijven

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Een voorbeeld: het doel is REALISTISCH

Wel:

Het doel is haalbaar binnen de beoogde tijd. Het is fijn om iets af te kunnen maken en het gevoel te hebben dat de tijd die je ervoor krijgt klopt.

Niet:  
Ik maak een extra groot doel, dan zijn de kinderen niet klaar en hoef ik ook niet na te denken over een klaaropdracht. 


3. Doelen schrijven

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Een voorbeeld: het doel is TIJDGEBONDEN

Wel:

Aan het einde van de les.... 

Geef een tijdsaanduiding.

Niet:  
De kinderen weten....


3. Doelen schrijven

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Even oefenen [1/3].
Taalles over bijvoeglijke naamwoorden.
A
De leerlingen weten wat een bijvoeglijk naamwoord is.
B
Aan het eind van de les kunnen de leerlingen de definitie geven van een bijvoeglijk naamwoord. Ze kunnen zelf een passend bijvoeglijk naamwoord verzinnen bij een zelfstandig naamwoord.
C
De leerlingen kunnen aan elkaar vertellen wat een bijvoeglijk naamwoord is en kunnen ze dit toepassen in twee voorbeeldzinnen.
D
Aan het eind van de les kent 75% van de leerlingen het begrip 'bijvoeglijk naamwoord'.

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Even oefenen [2/3]
Leesvaardigheid.
A
Aan het eind van de les hebben de kinderen twee bladzijdes aan elkaar voorgelezen.
B
De leerlingen oefenen in het voorlezen aan elkaar. Hierdoor wordt de leesvaardigheid verbeterd.
C
De leerlingen gebruiken na deze les bij het voorlezen de juiste intonatie als aan het eind van een zin een vraagteken of uitroepteken staat.
D
De leerlingen kunnen op hun eigen niveau een hele bladzijde voorlezen waarbij ze letten op hoe de ander het voorleest.

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Even oefenen [3/3]
A
De leerlingen kunnen aan het einde van de les toneelspelen. Ze oefenen hiermee om zich in te leven in een ander personage.
B
De leerlingen ervaren tijdens deze les hoe het is om in een andere rol te kruipen en daarmee een andere persoon te spelen. Ze oefenen hiermee om zich in te leven in een ander personage.
C
De leerlingen maken kennis met toneelspelen.
D
Aan het einde van de les kunnen de een personage spelen door kennis te maken met toneel.

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Even oefenen [4/5]. Schrijf een doel. Rekenles over de verliefde getallen voor groep 3.

Slide 33 - Open question

This item has no instructions

Even oefenen [5/5]. Schrijf een doel.
Namen van de 12 provincies en hoofdsteden.

Slide 34 - Open question

This item has no instructions

3. Doelen schrijven
Bedoelingen (kleuteronderwijs)

Bij kleuteronderwijs ga je uit van bedoelingen in plaats van doelen, kleuters leren spelenderwijs en door jouw impulsen waarmee je ze in hun zone van naaste ontwikkeling ‘trekt’.
 
Je noteert wat je globaal voor ogen hebt dat kinderen ontwikkelen, meemaken of bereiken. De bedoelingen zijn genoteerd volgens de richtlijnen:
1. persoonvormend/vaardigheid/kennis van de wereld.
2: kernactiviteit
3: vakdidactische aspecten.

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

3. Doelen schrijven
Bedoelingen

Voor het bepalen van de bedoeling van jouw les kijk je naar de ontwikkelbehoefte van de kinderen, de leerlijnen die de school hanteert en / of de SLO inhoudslijnen.

o Je beschrijft wat je de kinderen wil aanreiken.

o Je beschrijft wat je verwacht dat de kinderen daarmee ontwikkelen, meemaken of bereiken.

o Je geeft aan welke bedoelingen jij hebt bij het aanbieden van deze activiteit en beschrijft op welke manieren de kinderen hier zelf vorm aan zouden kunnen geven in hun spel, hun onderzoeksactiviteiten en hun eigen initiatieven.

o Je beschrijft waarom jouw keuze aansluit bij de ontwikkelbehoefte van de kinderen.


Slide 36 - Slide

This item has no instructions

De bedoeling van de activiteit is het spelenderwijs vergroten van de actieve en passieve woordenschat rondom het schilderij ‘Zonnebloemen’ van Van Gogh. De woorden die ik de kinderen ga aanbieden zijn: de zonnebloem, de steel, de wortel, het kelkblad, het kroonblad, het blad (de nerf) en de pit.

Tijdens de activiteit wordt er gewerkt aan verschillende tussendoelen van de leerlijn woordenschat. De gekozen tussendoelen zijn:
4.2 de kinderen breiden gericht hun (basis) woordenschat uit. Door nieuwe woorden gericht aan te bieden wordt de woordenschat van de kinderen vergroot.
4.4 de kinderen zijn erop gericht woorden productief te gebruiken. Het is de bedoeling dat de kinderen de betekenis van de woorden niet alleen weten als ze het woord horen (receptieve woordkennis), maar deze ook kunnen gebruiken (productieve woordkennis). De productieve woordkennis wordt onder andere gestimuleerd door een verwerkende taalopdracht, de kleiopdracht en de knutselopdracht.

3. Doelen schrijven

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Oefening:
Zoek een les die je wil geven in het mediacentrum, online of in je eigen bronnen als je die bij je hebt. 
Maak een beginsituatie en een lesdoel/bedoeling.
timer
20:00

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

De leeruitkomst

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

Schrijf 3 dingen op die je vandaag geleerd hebt.

Slide 40 - Open question

This item has no instructions

Schrijf 2 dingen op waar je meer over wil gaan leren.

Slide 41 - Open question

This item has no instructions

Schrijf 1 vraag op die je nog hebt.

Slide 42 - Open question

This item has no instructions